Pim Breebaart, Collegevoorzitter Haagse Hogeschool (foto’s & verslag)
Politiek Café, Den Haag, 8 november 2004
Pim Breebaart
Toen ik tien jaar was. Van m’n tiende tot m’n vijftiende paste ik vaak op bij de buren en dat was de familie Van Gogh. En toen was hun oudste zoontje dus net geboren, dat was Theo, dat was in Rijswijk. Er staat in de kranten dat hij in Den Haag is geboren. Daar klopt helemaal niets van. In Rijswijk is hij geboren op de Leeuwendaallaan. Wij woonden in de Oranjelaan en de tuinen grensden aan elkaar en als Johan en Anneke naar de schouwburg gingen – want dat deden ze graag – dan paste ik daar nog al eens op de kleine Theo. En ik moet u eerlijk zeggen van al dat provocatief gedrag van later heb ik gelukkig toen niets gemerkt. Hij sliep gewoon altijd in zijn bed. Toen hij een jaar of vijf was, kreeg zijn vader zo ongelofelijk veel geld van de Nederlandse staat. Als je het nog kan herinneren begin zestiger jaren. Want toen werd in één keer zijn hele erfenis van meer dan honderd schilderijen die hij in het bezit had, werd verkocht aan de Nederlandse staat. Daar is toen het Van Gogh museum voor gebouwd in Amsterdam. Anneke van Gogh die zei toen gelijk: “Nu gaan we in Wassenaar wonen.” Dus ze lieten daar een huis bouwen en ze zijn vertrokken naar Wassenaar. Weg uit dat eenvoudige Rijswijk.
Mijn analyse gaat vanavond over. Ik doe eigenlijk twee dingen: ik zal eerst even ingaan op een paar waarnemingen van mij wat betreft Nederland en onderwijs en onze onderwijsprestaties in de breedte. En ten tweede een paar adviezen geven van: wat zou ik me nou voor kunnen stellen? Hoe kan het nou beter gaan in Nederland met het onderwijs?
Eén ding is zeker als je naar het onderwijs kijkt vandaag de dag – en dat is echt sterker nog dan in het verleden als je kijkt naar rapporten van de OECD of de Wereldbank – dan is onderwijs één van de basale voorwaarden voor welvaart en rijkdom. Een land zonder goed onderwijsstelsel gaat uiteindelijk in zijn economische prestaties sterk achteruit. Heel verhaal over te houden, ga ik nu niet doen, maar één conclusie is duidelijk. Welvaart en rijkdom en een goed onderwijsstelsel hangen heel erg nauw met elkaar samen. Dat betekent dat het onderwijsniveau van onze bevolking echt iets is wat we scherp in de gaten moeten houden. Misschien wel net zo scherp voor de continuïteit van Nederland als van de AEX of andere kengetallen die we in Nederland produceren.
Uit recent onderzoek van ROA, Research Onderzoek en Arbeidsmarkt in Limburg blijkt dat het aantal plaatsen wat wij in Nederland op de arbeidsmarkt hebben en waar hoog geschoold personeel voor gevraagd wordt echt ongelofelijk toeneemt. En nog meer dan wij met z’n allen in het onderwijsstelsel produceren. Dus dat zich daar iets gaat aftekenen in de toekomst, dat heel erg scheef groeit is zeker. Wij leiden kort gezegd, te weinig hoogopgeleiden op. We leiden héél veel laagopgeleiden op in Nederland maar we hebben steeds minder laaggeschoolde arbeid en we hebben steeds meer hooggeschoolde arbeid. Dat betekent dat we met een gat zitten tussen onderwijsclaim aan de ene kant en de arbeidsmarkt aan de andere kant.
Ik heb eens afgelopen jaar een berekening gemaakt – en die heeft ook al in verschillende bladen gestaan – van de Nederlandse onderwijsprestaties. En dat heb ik gedaan door gewoon alle diploma’s in het tertiair onderwijs te tellen. Dus je hebt mbo niveau 1, het meest eenvoudige werk in Nederland tot en met doctoraalprogramma of Ph.D., al die mensen die promoveren in Nederland en ik heb ze allemaal gewaardeerd met cijfers. Vervolgens opgeteld, gedeeld etc. Dan krijg je een soort opleidingsquotiënt van Nederland. Als je naar de afgelopen veertig, vijftig jaar kijkt, zul je zien dat sinds de Tweede Wereldoorlog Nederland steeds beter is opgeleid. Dat er een breuk ontstaat in 1995 waarbij daarna de Nederlandse bevolking en zeker de bevolking die instroomt op de arbeidsmarkt, dus tussen de 22 en 26 jaar, dat hun opleidingsniveau aan het dalen is. Dat is een heel markant gegeven. De laatste tien jaar en dat is specifiek voor Nederland, alle landen om ons heen kennen dat patroon niet, maar in Nederland hebben we een dalende onderwijsprestatie als land en dat is heel zorgelijk. Die berekening wordt overigens ondersteund door de meest recente gegevens van OECD, een paar weken geleden uitgekomen over heel Europa, waarin ook geconstateerd wordt voor Nederland eenzelfde verschijnsel. Dat aan de bovenkant, dus de universiteit en de hbo, het aantal gediplomeerden echt hapert. En ook gewoon hapert ten opzichte van tien jaar geleden.
Uit een internationale vergelijking van de OECD blijkt dat Nederland nog een tweede probleem heeft. En dat is dat wij met elkaar een enorme hoge ongediplomeerde uitval uit het onderwijs hebben. Er zijn héél veel kinderen die op jeugdige leeftijd het onderwijs uitstromen zonder diploma en de arbeidsmarkt opkomen. En misschien kunnen we denken: die komen wel weer terecht. Die kunnen bij de HEMA werken. Of ze gaan ergens bij een bedrijf, worden ze chauffeur of wat dan ook. Dat is niet waar! We hebben de ervaring uit de tachtiger jaren dat mensen zonder een startdiploma echt heel zwak zijn op een teruglopende arbeidsmarkt. En ten tweede is het op dit moment in Nederland veel slechter gesteld met die ongediplomeerde groep dan in het buitenland. Alle landen om ons heen produceren meer diploma’s en minder ongediplomeerde uitval uit het onderwijs. We hebben dus een tweede probleem.
Een derde probleem is dat jongens het in ons onderwijs het steeds slechter doen. Ze doen het slechter, dat wil zeggen meiden in ons onderwijs doen het steeds beter. En op dit moment hebben vrouwen op alle terreinen van het onderwijs, het maakt niet uit waar, de jongens verslagen in hun prestaties. Ze studeren sneller, ze halen hogere cijfers (publiek: er past een iets vrolijkere toon …applaus en gelach). Heel goed, maar wat heel bijzonder is. Dat is dat de jongens anno 2004 – en dat stemt echt tot nader denken – doen het aanzienlijk slechter dan de totale groep jongens in 1990. In de afgelopen periode zijn de jongens niet alleen ingehaald door de meiden, waarvan je kan zeggen dat is prima. Dat is voor de Nederlandse beroepsbevolking ook prima. Maar jongens gaan het steeds slechter doen. Dat is dus zorgelijk, want op den duur zal dat op de Nederlandse arbeidsmarkt heel hard aantikken. Om daar één cijfer van te geven; in 1991 waren er 16.500 jongens die het vwo-diploma haalden. Tien jaar later was dat terugzakt met 10.000 per jaar in heel Nederland. Dat is dus een enorme terugval van het aantal jongens in het vwo. Tegelijkertijd – want de meiden lagen in begin negentiger jaren nog achter – die meiden zijn gewoon doorgegroeid. Die hebben steeds vaker vwo diploma’s. En als je nu kijkt in het vwo zie je ook aan de aantallen, als ze jaarlijks afstuderen dat er veel meer meiden afstuderen dan jongens. Dat zie je trouwens ook in de havo. En je moet bij het mbo gaan kijken, met name de onderkant of bij vmbo en in het speciaal onderwijs, dan zie je dat daar veel meer jongens zitten dan meiden. Het speciaal onderwijs in Nederland kent ondertussen 70% jongens, 30% meiden. Je ziet aan de bovenkant een heel onevenredige verdeling, aan de onderkant ook en mijn stelling is: dat is heel slecht voor onze toekomstige arbeidsmarkt.
Nou, dat even als een paar waarnemingen, het eerste deel van mijn verhaal. Kom ik aan het tweede deel van mijn verhaal. Wat zouden we er nou aan kunnen doen? En is er wat aan te doen? Of is dit een soort natuurlijke ontwikkeling van een moderne samenleving, waar mensen blijkbaar allerlei andere dingen gaan doen in plaats van studeren en waar jongens daar bijvoorbeeld in voorop lopen? Ik denk dat er heel veel aan te doen is. Misschien wel een van de belangrijkste stellingen waar ik me in het afgelopen jaar mee bezighoud en waarvan ik denk daar moeten we eens anders over na gaan denken. Dat is het zittenblijven en doubleren, want mijn stelling is: Wij zijn zó negatief over zittenblijven en doubleren gaan denken in de tachtiger jaren. Dat hebben we ver van ons afgeschoven, dat dit eigenlijk heel erg negatief is juist voor die jongens, maar ook voor allochtonen. Want ik ben ervan overtuigd als allochtonen met hun Nederlandse taalachterstand, maar dat geldt ook op een andere manier voor jongens. Als ze in de basisschool in groep acht dat gewoon nog een keer over doen of als ze in de middelbare school niet te snel afstromen naar een lager onderwijsniveau maar gewoon een jaartje doubleren dat een groot deel van de jongens uiteindelijk een hoger onderwijsniveau een diploma kan halen. Misschien kunnen we dadelijk in de discussie daarop terugkomen.
Ik denk ook dat het onderwijs een hele grote comfortzone heeft ontwikkeld. Heel groot. Dat was misschien in de tijd waarin de meesten van ons hier aanwezig, gestudeerd hebben. Anders maar zeker in de tachtiger jaren en negentiger jaren door allerlei maatregelen is de kwaliteit van het Nederlands onderwijs, de eisen die wij aan de studenten stellen ook de eisen die we op de middelbare school stellen, die zijn gewoon lager geworden. En als je kijkt naar de reactie van bijvoorbeeld Tineke Netelenbos toen de leerlingen van het middelbaar onderwijs op het Malieveld liepen om te protesteren omdat ze vonden dat ze te veel les kregen in het middelbaar onderwijs en te veel moesten doen. Ttoen zag je dat een Nederlandse Tweede Kamer maar ook een kabinet direct begon te twijfelen en daarin mee ging praten en uiteindelijk was het eind van het liedje: het aantal vakken wat gegeven wordt op de middelbare school is teruggebracht. Dat is een raar verschijnsel in onze samenleving, een kennissamenleving. Dat we daar zo snel naar luisteren.
Ik verzeker u, ik woon in Leiden, ik heb drie kinderen die alle drie zijn afgestudeerd aan technische universiteiten in Nederland. Maar alle drie hebben ongelofelijk veel tijd doorgebracht in de middelbare schoolcafé’s van Leiden. En als ik daar langsloop op donderdagavond staat het barstensvol. En als ik kijk in Nederland hoeveel studenten of hoeveel leerlingen van vmbo, havo en vwo werken naast hun schoolgang dan zijn dat ongelofelijke aantallen. We hebben uitgerekend in Nederland dat de gemiddelde student aan de Hogeschool ongeveer twaalf uur naast zijn studie werkt in plaats van studeert, dat gaat er allemaal van af. Zijn studietijd is teruggebracht gemiddeld naar ongeveer 25. Als je rechten studeert 25 studiebelastinguren per week, 40 weken per jaar! Is dat een moeilijke studie? Natuurlijk niet, dat is een veel te makkelijke studie. Diezelfde student die werkt aan de universiteit ongeveer dertien tot veertien uur gemiddeld per jaar. Er zijn er heel veel die misschien wel 20 tot 25 uur werken.
Dat heeft veel met ons studiefinancieringsstelsel te maken en met de belastingmaatregelen voor studenten. Studenten mogen in Nederland ongeveer 10.000 euro bijverdienen. Dat vind ik dus een krankzinnig hoog bedrag. De studenten horen gewoon te studeren! (Publiek: Wit) Want zwart werken ze nog veel meer! (Voorzitter: Zwart geld kennen we niet.) Kennen we niet. Maar het is dus raar, dat wij een nieuwe generatie aan het opleiden zijn. Dat wij zeggen jullie gaan vijf, zes jaar studeren voor een vak. En tijdens die studietijd laten we ze tegelijkertijd op grote schaal werken in plaats van studeren. Daar lijdt de kwaliteit van het Nederlands onderwijs enorm onder. Dat begint al op de havo/vwo. Iedereen kent uit zijn eigen omgeving de ongelofelijke hoeveelheden zestien, zeventien, achttien jarigen bijverdienen en niet weinig! Want ze hebben in het weekend ongelofelijk geld nodig om dat allemaal uit te kunnen geven. Dat doen ze ook, want ze zijn een enorm belangrijke consument geworden. Maar eigenlijk zouden ze geen belangrijke consument moeten zijn maar tot hun 22, 23ste jaar zouden ze heel hard moeten studeren om uiteindelijk de basis te leggen voor een toekomstige economie.
Mijn stelling is: Rutte doet er verstandig aan, hij heeft het niet gedaan afgelopen week en ik geef u op een briefje hij durft het ook nog niet. Maar eigenlijk zou hij gewoon een maatregel moeten nemen om die 10.000 euro die een student mag verdienen zonder dat het afgaat van de studiefinanciering terug te brengen naar 2 of 3000 euro per jaar. Zoals dat veertig jaar geleden ook was, want dat zou een hele goede basis zijn. Andere maatregel zou kunnen zijn; talentenprogramma’s ontwikkelen in het onderwijs. Talentenprogramma’s voor diegenen waarvan we weten dat ze gewoon heel erg goed zijn, dus die ook laten excelleren op allerlei manieren. We scheren alles over één kam en ik denk dat dat heel onverstandig is. Er zijn nu goede voorbeelden van. De universiteit van Utrecht heeft zo’n “academy” opgericht waar studenten echt fantastisch leren in drie jaar tijd, maar er zijn meer voorbeelden.
Wij zijn als Haagse Hogeschool twee jaar geleden met Johan de Witt en het Edith Stein begonnen met een talentenprogramma. En het Edith Stein is overigens nu begonnen in het basisonderwijs in Den Haag om goede talentvolle allochtone kinderen te stimuleren als ze nog niet naar het middelbaar onderwijs eigenlijk kunnen, gezien hun CITO toets. Laat ze gewoon nog een negende jaar in het basisonderwijs doorgaan en dat noemen we niet doubleren, maar dat noemen we toptalent. Want die kinderen kunnen straks, hoeven niet naar het VMBO, maar die kunnen naar de HAVO of naar het VWO en dat kunnen ze ook halen. Ik denk dat we meer aandacht moeten besteden aan zaken als taalachterstand en dyslexie. Er moet een bekostigingssysteem – dat is nu weer heel actueel, want Rutte heeft net vorige week zijn bekostigingssysteem – een nieuw bekostigingssysteem voor de universiteit en de hogescholen bekend gemaakt. Er moet eigenlijk een bekostigingssysteem komen wat afstroom van leerlingen naar lager onderwijsniveau afstraft, wat doorgroei naar hogere diplomering stimuleert en wat vooral maakt dat hogescholen en universiteiten uitdagend onderwijs geven. Waar leerlingen en studenten door geboeid worden.
Tot slot, misschien speciaal ook voor al die jongens die uitvallen. Jongens zijn ongedurig. Als je in het basis- of middelbaar onderwijs kijkt, dan hebben meisjes per definitie een betere leerpsychologisch profiel. Van nature. En heel veel docenten merken dat ook en vinden dat prettig. En zodra een jongen zijn bank uitloopt of andere dingen gaat doen, op onderzoek uitgaat – want het is ook vaak heel ondernemend gedrag of creatief gedrag, maar het past vaak niet in het curriculum opzet van de docenten die voor de klas staan – is er al heel snel een conflict. Veel van die jongens worden weggedrukt – dat kan ik u verzekeren – naar het vmbo of binnen het vmbo. Van de theoretische leerweg die ze eigenlijk zouden moeten halen naar de beroepsgerichte leerweg, maar dan heb je nog maar heel weinig kansen in het vervolgonderwijs. Een deel van die jongens worden ook nog weggedrukt naar het speciaal onderwijs omdat ze onhanteerbaar lijken of omdat ze heel weinig zin hebben in dat onderwijs. Op de één of andere manier zouden wij in dat onderwijs dat ondernemende gedrag van een bepaalde groep jongens toch weer daar meer op moeten anticiperen en dat positief moeten gaan waarderen. Dat is een geweldige omslag voor heel veel docenten. Dat is verdomd niet makkelijk in het basisonderwijs of in het middelbaar onderwijs. En toch denk ik dat die jongens dat nodig hebben, maar dat onze samenleving dat ook heel goed zou kunnen gebruiken. Dat was de laatste opmerking.