Annette Nijs (VVD) , staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (foto’s & verslag)
- Datum
- 14-01-2003
- Lokatie
- Den Haag
- Spreker
- Annette Nijs
- Titel
- De politieke waan van de dag
Politiek Café Den Haag, 14 januari
Annette Nijs, VVD staatssecretaris Onderwijs: ‘Geringe rendementsverhoging kan onderwijssector vele miljarden opleveren’.
Voordat ik iets ga vertellen over onderwijs en zorg wil ik heel even stil staan bij het feit dat ik toch wat onverwacht, en misschien was het voor u een verrassing, maar ook voor mij, voor een verrassing kwam te staan toen mij gevraagd werd of ik het kabinet in wilde. Dat gebeurde allemaal heel snel. We moesten snel regelen om vanuit Manilla naar Amsterdam te komen. Dus ik was nog even op en neer gegaan en met een vrij bescheiden koffer kwam ik op Schiphol aan. Ik ga naar de douane en die meneer zegt: “Goedendag mevrouw, wat komt u hier doen?” Ik zeg: “Nou, ik kom hier wonen.” “Waar woont u nu?” Ik zeg: “Ik woonde in Manilla.” “Ja maar, waar gaat u nu dan wonen?” Ik zeg: “Dat weet ik nog niet want ik heb geen woning.” “O, dus u komt Nederland in zonder woning. Waar slaapt u dan vannacht?” Ik zeg: “Nou, in een hotel.” “O, in welk hotel?” Ik zeg: “Ja, dat weet ik eigelijk ook niet.” “O, hoe komt dat?” Ik zeg: “Nou, dat heeft iemand voor mij geregeld en ik neem aan dat ik dat straks hoor.”
“Komt iemand u dan ophalen?” Ik zeg: “Misschien wel, ik ga er maar vanuit van wel.” En ik dacht, jeetje wat is het toch moeilijk om gewoon fatsoenlijk Nederland binnen te komen. Toen zei hij: “Hebt u een retourticket?” Ik zeg: “Nee, ik heb geen retourticket, ik ben een Nederlander, ik kom in Nederland wonen.” “Dus u gaat niet meer terug naar Manilla?” “Ik zeg: “Misschien nog wel eens een keer, maar voorlopig niet.” “En hebt u wel werk?” Ik zeg: “Ja, ik heb ook werk gevonden.” Want ik dacht natuurlijk, ik ga niet zeggen dat ik staatssecretaris geworden ben, want ik vind dat ik net zo als iedere burger gewoon Nederland in moet kunnen. Maar goed, dat ging nog een tijdje door. En toen zei ik: “Maar ik ben toch Nederlander, ik kan toch gewoon hier binnen gaan? Ik vind het een beetje vreemd wat hier gebeurd.” “Ja mevrouw, zo zeggen zoveel meer mensen dat ze Nederlander zijn, die geven mij ook een Nederlands paspoort, maar die hebben toch een beter verhaal dan u.” Dus toen heb ik die man maar verteld wat er aan de hand was en toen zei hij: “Had dat dan meteen gezegd.” Maar zo kom je dus Nederland binnen en ik kan me een klein beetje voorstellen wat het dus betekent als je hier als buitenlander binnenkomt. Dat valt niet echt mee.
Eenmaal in Nederland vallen toch heel veel dingen op. Een van de leuke dingen die opvalt, is dat er veel meer cultuur is dan tien jaar geleden toen wij hier waren. Veel meer theater, veel meer dans, veel meer restaurants, veel meer vrijetijdsbesteding. En veel meer keuze ook. In de Albert Heijn kon ik mijn ogen niet geloven hoe dat verbeterd was. Maar ook in de winkels is veel meer te krijgen dan voorheen. Maar een aantal dingen viel natuurlijk ook op in negatieve zin. Met name dat het heel lastig is om mensen weer op hun verantwoordelijkheden aan te spreken omdat je een soort tendens ziet van: Nou, als het mijn probleem is, dan zorg ik dat het jouw probleem is, dan is het in ieder geval mijn probleem niet meer. Dat hele afschuiven wat je nu kan zien in Nederland, dat gebeurt niet alleen door onszelf, maar dat doet de overheid ook. Daar kom ik zo nog op terug.
Het andere wat ik gezien heb is dat wij toch vrij veel gedogen. Dat is misschien ook omdat je niemand meer op zijn verantwoordelijkheid mag aanspreken. Maar dat dat niet leidt tot een wat tolerantere samenleving. Maar ik denk dat de koningin gelijk had toen zij zei dat dat toch een bepaalde schijntolerantie is en dat dat op een gegeven moment tot een uitbarsting moet komen. De spanningen voel je natuurlijk allemaal wel eens een keer als we praten over integratie. Of als we een debat volgen tussen Ayaan Hirsi Ali en iemand uit de moslimgemeenschap. Het is mij opgevallen dat we eigelijk niet goed weten hoe we daar mee om moeten gaan.
Als ik naar de overheid kijk dan zie ik ook een bepaalde tendens van dat die overheid heel veel op z’n beloop laat. Die overheid heeft wel veel geld gegeven aan bijvoorbeeld onderwijs en zorg, maar heeft eigelijk niet geprobeerd om echt goed waar voor haar geld terug te krijgen. Ze heeft ook niet altijd gezegd van, ik neem een beetje afstand, want dit is het geld van de belastingbetaler en ik ga eens kijken wat ik ervoor terug moet krijgen. We luisteren ongelofelijk goed in deze overlegeconomie en in dit poldermodel naar alle koepels. Maar het is toch wel wat klef geworden tussen de onderwijskoepels en het ministerie van onderwijs, maar ook de academische ziekenhuizen bijvoorbeeld en het ministerie van volksgezondheid. Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij als liberalen gewoon zeggen dat als de overheid ergens geld in stopt, dan is dat geld van u en mij. Daar moet je heel voorzichtig mee omgaan en daar moet je harde prestaties voor afspreken.
Ik zal u een voorbeeld geven. Als ik kijk naar het hoger onderwijs, dan hoor ik nu D66 zeggen dat ze daar 2,5 miljard in willen stoppen en dat het dan wel weer goed gaat. Maar als je tegelijkertijd kijkt naar wat het rendement is van wat we nu halen, dan kan je zien, als je bijvoorbeeld naar de universitaire studies rechten, taal en cultuur kijkt, dat dan elke euro die we erin stoppen, we er een halve euro uitkrijgen als afgestudeerde. Dat is natuurlijk ongelofelijk weinig. Dat geldt ook voor onderwijs, cultuur, taal en economie. In het HBO is na vijf jaar nog niet de helft afgestudeerd. Dan denk ik, wat moet ik met één euro erin en een halve euro eruit. Als ik naar de bakker ga en ik vraag een heel brood dan wil ik natuurlijk niet een half brood. Dan wil ik gewoon een heel brood. Maar heel veel jaren al hebben kabinetten eigelijk niet gevraagd aan de universiteiten en hogescholen welk rendement ze moeten halen.
Als je kijkt naar de gezondheidszorg dan haalt 80% van de mensen de eindstreep. We hebben dus ook gezegd als VVD, dan moet die norm van 80% rendement maar voor alle opleidingen gaan gelden. Hoe komen we daar? Want het is één ding om te gillen van, we willen 80% rendement, de andere kant is natuurlijk van wat ga je dan doen om dat daadwerkelijk te bereiken. Dan zeggen wij als liberalen, aan de ene kant moet er meer ruimte zijn, aan de andere kant moeten we echt een bekostigingsmodel hebben dat aanmoedigt en pas geld geeft als dat gewenste rendement bereikt is.
Welke ruimte moeten dan de universiteiten en de hogescholen hebben om dat te realiseren? Er zijn eigelijk twee hele belangrijke instrumenten. Aan de ene kant moeten ze hun product verkopen voor de prijs die zij daarvoor willen vragen. Het differentiëren van collegegelden is iets wat toch een bepaalde slagvaardigheid geeft en waarmee je als universiteit toch kan zeggen, als je bij mij studeert dan vind ik dat het dit waard is. Kom en ga het uitproberen. En dat zal dan ook wat dat betreft het kaf van het koren wel gaan scheiden.
Een ander belangrijk instrument is eigelijk de selectie van studenten. Dat vinden een hoop mensen in Nederland een beetje een vies woord. Maar toch gebeurt het eigelijk al heel vaak. Als je bijvoorbeeld kijkt naar Leiden, die hebben een bindend studieadvies voor archeologie en biologie na het eerste jaar. Dus op een gegeven moment zegt de universiteit, jij mag wel door, jij mag niet door. Maar er zijn ook heel veel instellingen, bijvoorbeeld bij dans, maar ook bij de marine, bij kunsten, ook bij een aantal geschiedenisopleidingen, waarbij je een selectiegesprek krijgt en waarbij je aan moet geven wat je aanleg is, wat je motivatie is en wat je capaciteiten zijn. Dus langzaam maar zeker vinden mensen via achterdeurtjes wegen om toch een bepaalde selectie toe te passen. Amsterdam, bijvoorbeeld, heeft dit jaar gezegd van, ik wil dat iedereen een vrijwillig toelatingsexamen doet. En dan geven wij je daar een resultaat voor. Als jij dan toch tegen beter weten in wil studeren, kunnen wij je niet tegen houden, maar ik zal je ook niet aanmoedigen. Dat heeft geholpen. Heel veel van die studenten zijn inderdaad niet begonnen. De VVD is van mening dat je aan de ene kant moet zeggen dat het rendement omhoog moet, we kunnen niet langer accepteren dat dat zo laag is. Aan de andere kant zijn dan dit twee middelen, collegegelddifferentiatie en selectie waarmee dat rendement omhoog kan.
Een ander iets waar de overheid toch een beetje in is doorgeschoten is de regelgeving. Dat weten we natuurlijk allemaal. Maar als je kijkt naar het onderwijs, dan is dat toch wel heel ernstig. En dan bedoel ik niet alleen de eindeloze stroom papier die scholen op hun bord krijgen. We zijn heel voorzichtig een begin aan het maken om de regels die nu worden uitgevaardigd door het ministerie, om die om te zetten in een soort advies. Want wat er nu gebeurt, stel, een MBO-school belt ons op en vraagt ons of zij een klaslokaal in mogen richten en of een lokaal bedrijf dat mag sponsoren. Als wij vinden dat dat niet mag, dan geven wij niet een advies, dan geven wij een regel. Of als we vinden dat het wel mag, dan geven we ook niet een advies, dan geven we een regel. We komen er dus al heel ver mee als we proberen de knop om te zetten bij ambtenaren om niet voor alles een regeltje te maken, maar om te kijken of je dat in advies kan omzetten en dan kan je die club natuurlijk ook veel kleiner maken.
Maar wat eigelijk ernstiger is, los van deze regelgeving, is alle regelgeving die scholen beperkt om te doen wat ze willen. Ik zal een heel mooi voorbeeld noemen: samenwerkingsscholen. Op dit moment is er een wetsvoorstel dat zegt dat als een school dicht gaat, een rooms-katholieke school of een protestantse school, omdat je met te weinigen in een dorp woont, dan pas mag je gaan nadenken of je wil samenwerken met een openbare school of een andere bijzondere school. Ben je niet in gevaar, dan moet je je eigen broek gewoon ophouden en dan is het verboden om samen te werken tussen een bijzondere school en een openbare school. Ja, dat is natuurlijk helemaal te gek. Maar dat is toch de mening van bijvoorbeeld het CDA, dat dat niet mogelijk moet zijn. Wij als VVD vinden dat ook in steden als scholen willen samenwerken, dan moet dat kunnen.
Hetzelfde geldt voor het studiehuis waarbij je een bepaald profiel moet kiezen omdat als je gaat studeren een hogeschool of universiteit dat profiel vereist. We gaan daar zo in door. Ik kwam vorige week een meisje tegen die wilde bouwkunde gaan studeren aan de TU Delft, die heeft een vakkenpakket dat precies hetzelfde is als wat ze nodig heeft, alleen zij heeft dat via een ander profiel en keuzevakken gehaald. Je denkt toch niet dat we haar toelaten? Want ze voldoet niet aan de regeltjes. Dat zijn regels waar je natuurlijk helemaal gek van wordt. Wat dat betreft is er nog een hoop te doen.
Hetzelfde geldt in het beroepsonderwijs. Eergisteren was ik bij een bedrijf en dat bedrijf krijgt het niet voor elkaar om jongeren, het gaat om een plattelandsomgeving, naar de stad te krijgen om daar beroepsonderwijs te volgen. Dat willen de ouders niet, er zijn ook geen bussen, het is eigelijk gewoon veel te kostbaar. Maar toch heeft dat bedrijf die jongeren nodig. Dus dat bedrijf heeft nu afgesproken met de school dat de docenten naar dat bedrijf komen. Daar is dan een soort klaslokaal ingericht, een soort dependence van de school. En wat zegt het ministerie dan? Het ministerie zegt niet van, goed idee, dan kun je op die manier toch die jongeren in je bedrijf laten werken. Tenslotte werken ze vier van de vijf dagen in het bedrijf dus dat ene dagje maken ze gebruik van dat klaslokaal. Nee, dan zeggen wij als overheid, dat mag niet, want dan komen het bedrijf en de school te dicht op elkaar. Dan ontstaat er ook het gevaar dat je het private met het publieke geld mengt, dat vinden we niet goed, dus dat kan niet. Dat zijn ook elementen waarvan de VVD zegt, als op deze manier die jongeren aan het werk kunnen worden geholpen, als je op deze manier een school, een dependence op het platteland krijgt dan is dat goed.
Dus eigelijk vinden wij als VVD aan de ene kant dat je waar voor je geld moet hebben als overheid. Dat je dus wat afstand moet nemen van de hogescholen en de universiteiten en dat je gewoon moet zeggen, ik wil 80% rendement en niet minder. En dat je ze tegelijkertijd iets meer slagvaardigheid geeft om dat ook te bereiken.
Hetzelfde zie je in de zorg, daar zal ik heel kort over zijn. Vandaag was ik in het Elizabethziekenhuis in Tilburg en daar hadden we het over het monopolie van de academische ziekenhuizen. Dat komt doordat de overheid het toestaat dat die academische ziekenhuizen in heel veel adviesorganen zitten waarvan de overheid dan zegt: ik neem dat advies over. Waar is dat bijvoorbeeld het geval? Als je kijkt naar de normen die we als overheid stellen aan de ziekenhuizen voor de wachttijden, dan is dat gedaan op advies van de Vereniging van Academische Ziekenhuizen.
Ik was laatst in zo’n academisch ziekenhuis en toen kwam ik een chirurg tegen die deed kijkoperaties in knieën. Dus ik vroeg hem hoe het bij hun in het ziekenhuis was. Hij zei dat het allemaal goed georganiseerd was, een dagbehandeling, een verpleegafdeling en die dagbehandelingen maken het echt mogelijk om die wachttijden te drukken, dus dat is allemaal prima hier. De wachttijden zijn hartstikke kort bij ons. Ik zeg: “Dat is mooi, daar kunnen andere ziekenhuizen dan misschien een voorbeeld aan nemen.” En ik vroeg hem: “Hoe kort zijn ze dan eigelijk?” Zegt die man: “drie maanden” Ik had echt zoiets van, wat krijgen we nou? Hij vindt dus drie maanden een goede tijd. Ik zei dus tegen hem dat als ik patiënt zou zijn dat ik dan drie maanden wel een beetje lang zou vinden. Hij haastte zich natuurlijk om te zeggen dat als het een urgente operatie is, dat dan die tijden wel korter zijn. Maar zolang dus de overheid op basis van percepties van academische ziekenhuizen de normen op laat leggen, dan is het niet verbazingwekkend dat onze zorg erop deze manier uitziet.
Als VVD hebben we gezegd dat we die monopolie van die ziekenhuizen moeten doorbreken en dat die ziekenhuizen met de mensen aan tafel gaan zitten die echt eisen gaan stellen. Dat zijn de zorgverzekeraars en de patiëntenorganisaties. Dan trekken wij onze handen er van af, dan kunnen we ook niet met twee handen op één buik de verkeerde normen stellen. Zo probeer je dan toch een klein beetje meer beweging te krijgen zo iets als de zorg.
Pam Evenhuis | 23-06-2003