Ayaan Hirsi Ali (VVD), lid Tweede Kamer (foto’s & verslag)

Datum
16-12-2002
Lokatie
Den Haag
Spreker
Ayaan Hirsi Ali
Titel
"Mijn liberale idealen"
Terug naar overzicht

Politiek Café, maandag 16 december 2002, Danzig De Tropen

Ayaan Hirsi Ali, “Mijn liberale idealen”

Ik begin om te zeggen dat ik niet meedoe aan de duik, maar aan het kiezersonderzoek. Niet omdat ik het leuk vind, maar omdat het mij warm lijkt. Ik kan namelijk niet tegen de kou.
Ik heb een hele toespraak voorbereid, maar ja, we zijn in een café. Dus ik vraag mij af hoe ik dit ga voorlezen. 
Toen ik net in Nederland was, zat ik in Lunteren en kwam ik bij Nederlanders thuis. De cultuur was om voor het eten uit de Bijbel voor te lezen en na het eten ook uit de Bijbel voor te lezen, en te eindigen met “goede bekomst”. Die voorlezingen uit de Bijbel waren soms heel erg saai. Als u het allemaal saai vindt wat ik voorlees, dan kunt u ook gewoon net als ik aan het einde vrolijk roepen: “goede bekomst!”
Het begint plechtig. Dames en heren, de laatste weken wordt mij constant de vraag gesteld door journalisten, door politici, door kiezers, zelfs door mensen op straat en afgelopen weekend door mijn fractiegenoten: “Waarom heb je nu eigelijk voor de VVD gekozen?” “Wil je ons je levensverhaal vertellen?” En dan dat typische Nederlandse zinnetje erachter aan: “Als je het niet wil vertellen, moet je het niet doen”. En na vijf minuten: “Ja, ga door”. “Wat zijn je drijfveren, wat is je mening over de islam?” en nog veel meer. Ik heb nu het ambitieuze plan opgevat om vanavond in een kwartiertje dat allemaal te vertellen. Want al die vragen zijn mijns inziens afgeleid van de vraag: “Waarom heb je eigelijk gekozen voor de politiek?”
Vandaag sta ik tegenover u als kandidaat-Kamerlid voor de VVD. Misschien als een wat exotische vrouw die overstapte van de PvdA naar de liberalen. Als een olifant door een porseleinkast heengegaan omdat ze de gevoelens van de natie niet kent. Overstappen naar een andere partij doe je namelijk niet in Nederland. Maar ik sta hier ook omdat ik opkwam voor de positie van vrouwen in het algemeen en met name voor die van moslimvrouwen. En ook vanwege de bedreigingen die dat heeft opgeroepen. Al deze zaken hebben met elkaar te maken en dat wil ik graag met u delen.
Waarom heb ik voor de politiek gekozen? Ik ben gevraagd. Dat is een makkelijk antwoord. Maar aan de beantwoording van die vraag gaat natuurlijk een lange geschiedenis vooraf. Ik ben min of meer in de politiek geboren. Mijn vader was een politiek gevangene bij mijn geboorte. Ik maakte kennis met hem toen ik zes jaar was. Hij was vervolgd, gevangen genomen, zijn collega’s waren vermoord. Tot mijn 22e, voordat ik naar Nederland kwam, praatten we thuis en op straat met ander clangenoten, want dat zijn we in Somalië, alleen maar over politiek, over macht, over de verhoudingen tussen clans. Het is min of meer in mijn bloed. Na mijn studie politicologie in 2000 had ik maar één ding in mijn hoofd en dat was, net als mijn studiegenoten; Hoe vind ik een baan? Er stond een advertentie in de Volkskrant van de Wiardi Beckmanstichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, die toch onafhankelijk was van de PvdA. Ik heb daar op gesolliciteerd. Ik dacht, dat lijkt mij dwars genoeg. Als onderzoeker werd ik meteen gevraagd onderzoek te doen naar immigratie. Ik heb daar ja op gezegd. Ik was één week bezig en toen kwam 11 september. Toen heb ik gevraagd of ik ook de islam erbij mocht doen. Mijn directeur vond dat goed. Toen waren de verkiezingen van 6 mei en het leek of Pim Fortuyn het hele land zou overnemen. Job Cohen heeft mij toen gevraagd of ik ook onderzoek wilde doen naar integratie. Dus daar zat ik met immigratie, islam en integratie. Ik ben toen vragen gaan stellen die mijn collega-onderzoekers ook stelden. Vragen die iedereen in Nederland voor zichzelf heeft gesteld. Zijn er oorzaken voor de falende integratie in Nederland naast sociaal-economische oorzaken of misschien wel sociaal-culturele verklaringen te vinden? Die vragen heb ik gesteld. Eigelijk heel zwart-wit, omdat ze op de universiteit zeiden dat je die moest stellen. Toen kwamen er bepaalde antwoorden en bepaalde verbanden en op de universiteit zeiden ze dat je die ook moest opschrijven. Dat heb ik gedaan. En daarmee shockeerde ik mijn hele omgeving. Op 8 maart werd mij gevraagd of ik voor AT5 op televisie wilde verschijnen en of ik in debat wilde gaan met een Marokkaanse vrouw over de positie van de islamitische vrouw. Want 8 maart is vrouwendag en er was maar één vrouw in Nederland die echt ongeëmancipeerd is en dat is de moslimvrouw. Mijn Marokkaanse collega zei dat moslimvrouwen ongeëmancipeerd zijn en dat dat niets met hun cultuur of met de islam te maken heeft, maar alles met Nederland en met gebrek aan geld. 
Ik was misschien veel te aangepast, op een onaangepaste manier, door te roepen dat dat helemaal niet waar was en dat het wel met cultuur en met de islam te maken had. Vanaf dat moment ben ik door journalisten gevolgd, eerst de Volkskrant, dan de IKON, Netwerk, en daarna weet ik het niet meer. De hele nationale media, inmiddels ook de internationale media.
Ik heb voor de politiek gekozen omdat ik mijn idealen wilde verwezenlijken. Steeds meer besef ik het belang van het individu in onze samenleving. Dat individu is belangrijker dan de groep. Dat is iets wat ik in Nederland heb geleerd, ik heb mijn eigen individualiteit hier hervonden. Mensen moeten de vrijheid hebben om zelfstandig te kunnen zorgen voor hun eigen voedsel, hun eigen veiligheid, toegang hebben tot onderwijs. Het is mijn ideaal dat alle mensen, dus ook de allochtone, niet-westerse vrouwen in Nederland, die vrijheid hebben. Daar ga ik mij ook voor inzetten. Die vrijheid is niet onbeperkt. Zij kent haar grenzen op het moment dat zij botst met het begrip verantwoordelijkheid. Vrijheid moet niet leiden tot hedonisme, navelstaarderij of egoïsme. Wij hebben de verantwoordelijkheid om anderen in staat te stellen zelfstandig keuzes te maken. Die vrijheid geldt ook natuurlijk voor vrijheid van godsdienst. Ik vind dat de essentie van de vrijheid van godsdienst niet alleen is dat iedereen mag geloven wat hij wil, maar ook dat iemand van zijn geloof mag afvallen. Ik probeer in elk interview te benadrukken dat ik niet tegen de islam ben, ik ben niet tegen het christendom, niet tegen het geloof. Ik wil alleen de discretie om zelf te zeggen; ik geloof niet meer in God. Ik wil het anderen niet opleggen, ook niet de vrouwen die ik wil bevrijden. Ze mogen van mij hun islam vasthouden, maar ze mogen voor zichzelf opkomen. Ze moeten voor zichzelf opkomen. In hun belang en in ons belang, en in het belang van hun kinderen. 
Mensen vragen mij of ik een hekel heb aan religie. Nee, ik erken religie als een bron van troost voor velen. Iedereen moet als individu zelf invulling kunnen geven aan zijn of haar behoefte aan spiritualiteit. Een grote liberale filosoof, sir Karl Popper schreef: “The moral decisions of others should be treated with respect as long as such decisions do not conflict with the principle of tolerance”. Waar tolerantie, rede en gezond verstand botsten met religie, moet ruimte zijn voor kritiek. Dat dergelijke kritiek hevige emoties kan oproepen, heb ik aan den lijve ondervonden. Maar het is niet zo dat degene die het hardste schreeuwt dus ook gelijk heeft. Ik zal mij blijven uitspreken tegen vrouwvijandige praktijken en tegen andere uitwassen van religie zolang als ik dat nodig vind.
Vrije meningsuiting is de belangrijkste bouwsteen van onze liberale democratie. De partij die de liberale traditie in ons land uitdraagt is de VVD. Daarom ga ik mijn emancipatiestrijd nu voeren vanuit de VVD. Bij de PvdA zag ik alleen maar ontwijkend gedrag. De PvdA komt nu niet op voor de zwakkeren in de samenleving, bijvoorbeeld de moslimvrouwen. Deze partij was vroeger zo tegen apartheid in Zuid-Afrika, maar geeft nu ruimhartig subsidie aan mosliminstellingen die apartheid in Nederland voorstaan. Die partij is blind voor het groeiende onbehagen in de samenleving. Die blindheid komt voort uit misplaatst respect voor moslimconservatisme enerzijds en een verstikkende deken van multiculturaliteit anderzijds. Een open debat is daardoor bij hen onmogelijk. Terwijl dat open debat, nu anno 2002, met alle nieuwe problemen waar we mee te maken hebben juist ontzettend nodig is, wereldwijd.
Is de vrijheid van meningsuiting wel onderhandelbaar? Want wat doen wij? Wij nodigen moslims uit, we nodigen minderheden uit en zeggen: “We gaan met jullie in dialoog”. Maar dit is eigelijk voorliegen. Want wij gaan helemaal niet in dialoog over de vrijheid van meningsuiting of over de scheiding tussen kerk en staat of over de gelijkwaardigheid van man of vrouw. Die staan allemaal in de grondwet. En iedere moslim die daar op af komt, denkt niet: Wij gaan in dialoog over de gelijkwaardigheid van man en vrouw, hij denkt daar compromissen over te kunnen sluiten uiteindelijk, terwijl dat in de praktijk niet zo is.
Bij de VVD heb ik de vrijheid om deze zaken bij hun naam te noemen. En dat is noodzakelijk voor een open politiek debat. Sociale rechtvaardigheid begint bij een vrij en waardig individu, met een eigen verantwoordelijkheid. Dat debat wil ik voeren. Met u. Met anderen. In de Tweede Kamer. Ik vraag uw stem om mij daartoe in staat te stellen. Dank u wel.