Henk Dijkgraaf, bestuurder (verslag)
- Datum
- 09-12-2002
- Lokatie
- Den Haag
- Spreker
- Henk Dijkgraaf
- Titel
- “Kortzichtigheid als leidraad voor politiek-bestuurlijk handelen is in principe niet duurzaam”
Henk Dijkgraaf, 9 december 2002
“Kortzichtigheid als leidraad voor politiek-bestuurlijk handelen is in principe niet duurzaam”
Toen ik deze uitnodiging kreeg, vroeg ik mij af waar ik het over zou gaan hebben, want dit is de plek waar homo politicus komt. Nu ben ik dat zelf tot op zekere hoogte, maar ik vroeg mij toch af waar ik het over zou hebben. U heeft gezien op het affiche wat mijn stelling is. Dat is dus een vrij algemene stelling. Je kunt je afvragen hoe relevant dat is op dit moment. Ik denk dat het ongelofelijk relevant is. Het aardige is dat vandaag ook de dag is van de “Innovation Lecture”, dat is een jaarlijkse bijeenkomst in de Ridderzaal waar gesproken wordt door prominenten over innovation. Dat maakt het actueel. Toen ik vanmorgen de krant doorkeek, stond er: “..snijdt in projecten voor technologie”, toen dacht ik, nu wordt het helemaal relevant. Degene die dit gezegd heeft is staatssecretaris Wijn, hij heeft kennelijk over mijn schouder zitten kijken toen ik dat verhaaltje hier opschreef.
Wat betekent dat allemaal? Misschien betekent het dat mijn vreselijke zorg die ik straks ga uitspreken, gedeeld wordt door anderen. Dat is natuurlijk ook zo, maar ik denk ook dat we daarbij mogen zeggen dat dit wordt gerealiseerd in een demissionair kabinet. En het gaat er wel om om dit nu ook allemaal te gaan doen.
Laat ik beginnen met te kijken naar in wat voor soort maatschappij we leven. Die informatiemaatschappij, zoals dat dan zo makkelijk heet, die stort steeds meer vormen van informatie, meningen, opinies en emoties over ons uit. Het lijkt wel alsof dat tot gevolg heeft dat het voor ons heel moeilijk wordt om daaruit te selecteren. En het lijkt wel dat dat weer leidt tot wat ik dan noem “korte termijn denken”. En korte termijn denken niet alleen in politiek, maar ook in mijn eigen wereld; de wereld van het bedrijfsleven. Bedrijven worden steeds meer, veel meer dan vroeger, afgerekend op kwartaalcijfers. Misschien is dat niet zo erg. Korte termijn denken is misschien heel nuttig en er zit een gezonde uitdaging in. Maar het moet gebalanceerd worden met lange termijn beleid en visie. Dat moet in het bedrijfsleven en dat moet in de overheid.
Bill Clinton sprak in zijn eerste verkiezingscampagne, tien jaar geleden: “It’s the economy, stupid”. Daarmee aangevend wat hij als hoofdprioriteit in de politiek beschouwde. Ik denk dat hij daar gelijk in had. Uiteindelijk draait het in een samenleving toch in de eerste plaats om de economie. Als die niet goed draait, vraagt iedereen zich af waarom niet. Je moet eerst een taart hebben, wil je hem kunnen verdelen. Ik denk dat het primaat van de politiek hoort te liggen bij het goed laten functioneren van de economie, dat is productie, dienstverlening, handel. Een land kan zich geen moderne, hoog productieve haven veroorloven omdat het een goed concertgebouworkest heeft. Het omgekeerde kan natuurlijk wel. De primaire rol van de overheid in een markteconomie moet zijn het faciliteren en stimuleren van die markteconomie. En daarna kun je natuurlijk praten over wat gaan we dan doen met die inkomsten die daaruit komen, uit dat hele fiscale circuit. Als die geldcreatie in een economie stagneert, dan stagneren daarmee de overheidsinkomsten. Dan krijg je een verkilling van het maatschappelijk klimaat omdat er geen geld meer is voor onderwijs, veiligheid, zorg en alle andere dingen die wij belangrijk vinden, zoals concertgebouworkesten.
Als een economie vanzelf goed loopt, dan vindt iedereen dat vanzelfsprekend. Succes heeft vele vaders, maar mislukking is een wees. In tijden van hoogconjunctuur stelt niemand de belangrijke kritische vragen die misschien toch gesteld moeten worden. Dat is een beetje de filosofie van het dak repareren als de zon schijnt. We hebben net een periode van hoog conjunctuur achter de rug. Tussen 1998 en 2000 steeg het Bruto Binnenlands Product met maarliefst 12%. En dit jaar komen we uit op 0%. Hoe komt dat dan? En dan krijgen we de situatie dat zelfs het poldermodel op de helling gaat.
Dat is toch wel heel ingrijpend, geef het poldermodel de schuld. Terwijl wij ons al sinds de Tweede Wereldoorlog bezig houden met tri- of pluripartite discussies. Denk maar aan het laatste najaarsoverleg.
U herinnert zich misschien nog wel de periode van de Dutch disease. Dat is die cocktail uit de jaren ’70 en ’80. Lage economische groei, te snel stijgende overheidsuitgaven, lonen die veel sneller stegen dan de arbeidsproductiviteit, exploderende staatsschuld en een exploderende WAO. Dat is geëindigd met het akkoord van Wassenaar in 1982. Loonmatiging en nog een paar andere belangrijke punten, het begin van liberalisatie, het begin van flexibilisering van de arbeidsmarkt. Die effecten hebben langzaam grip gekregen op de economie en het gevolg is geweest dat Nederland kampioen is geworden van banencreatie over die periode sinds 1982. Ik heb nog even gekeken naar wat recente getallen van het
Sociaal Cultureel Planbureau. Over de laatste twaalf jaar is de arbeidsparticipatie van alle vrouwen in dit land gestegen van 39 naar 54%, een volle 16%. En voor mannen ook, van 71 naar 77%. Dat is dus een gigantisch welvaartswonder, er is 1,4 miljoen paar handen extra aan het werk gezet, waarbij ik wel moet aantekenen dat een groot gedeelte daarvan natuurlijk parttimers was en een groot gedeelte ook in de dienstverlenende sector. Nederland is nog steeds kampioen parttime werken in de wereld. En nergens zijn de uitzendbureaus zo succesvol geweest als in Nederland over de laatste 10 of 15 jaar.
De vraag is dus of met al die banencreatie onze economie daar duurzaam mee versterkt is. Interessant is dat de arbeidsproductiviteit veel langzamer gegroeid is dan het aantal banen. En arbeidsproductiviteit is een van de belangrijkste indicatoren voor de innovatieve inhoud van een economie.
We hebben net in Nederland een centraal akkoord, na het najaarsoverleg, met het kabinet en de werkgevers en de vakbonden, een akkoord gesloten met daarin een jaar loonmatiging.
Nu zult u mij niet horen zeggen dat loonmatiging onverstandig is, ik denk dat het heel verstandig is, u kent de reden natuurlijk, voor het behoud van onze internationale concurrentiepositie.
Maar als we even terug gaan naar die Innovation Lecture. Vorig jaar sprak daar de bekende goeroe, Michael Porter, bekend als een zeer stimulerende persoon op het gebied van het bedrijfsleven en productiviteit en wat je eraan zou moeten doen. Hij riep vorig jaar al: “Doe maar weg die loonmatiging, het gaat om innovatie”. Dat is een macro-economisch belangrijk punt wat steeds meer gerealiseerd wordt. Het wordt ook wel de Kaldor paradox genoemd, dat loonmatiging op zichzelf niks doet aan innovatie, integendeel, het verhindert innovatie. Nou, daar kun je iets bij voorstellen. Ik denk overigens dat Lester Thurrow vandaag daar ook wel iets over gezegd moet hebben want ik denk dat dat voor hem ook een heel belangrijk punt is. Ik zou dus niet zo ver willen gaan als Michael Porter, dus zeggen dat loonmatiging, dat dat niet moet. Maar wat ik wil zeggen is een mits. Ik zeg, loonmatiging is verstandig mits wij expliciete maatregelen nemen, lange termijn maatregelen, om innovatie te verbeteren en te stimuleren. Als je dat niet doet dan wordt je een lage lonenland en er zijn altijd lagere lonenlanden, dat is een pad wat niet duurzaam is.
Ik wil een voorbeeld geven van het belang van innovatie in ons dagelijks leven. Enige tijd geleden, en ik zeg het allemaal wat simplistisch, maakten wij ons enorme zorgen over het milieu, verontreiniging van lucht, water, bodem. Met name dertig jaar geleden, het rapport van de Club van Rome. Het idee was dat door onze welvaartsgroei lucht, water en bodem zo verontreinigd zouden raken dat we niet meer verder zouden kunnen en dat er maar een oplossing was en dat was minder groeien, consuminderen. Minder productie, minder welvaart. En dat is dus helemaal niet gebeurd. Dat was gebaseerd op extrapolaties. Wat is er gebeurd in de tussentijd? De kracht van de innovatie is geweest dat we nu meer productie hebben, meer welvaart, maar tevens schoner water, schonere lucht en schonere bodem. Dat wil niet zeggen dat ik de problemen op milieugebied wil bagatelliseren, maar als je naar de resultaten kijkt, is er dankzij innovatie ongelofelijk veel gebeurd. En dat is dus het belang van lange termijn denken van innovatie. Innovatie maakt het mogelijk om niet-simplistisch te zijn, om niet de voor de hand liggende oplossing na te gaan. En dat is wat echte duurzaamheid probeert na te streven. Dus een balans aan de ene kant van economische groei, maatschappelijke ontwikkeling en van gedrag wat voor de natuur en milieu en klimaat verantwoordelijk genoemd kan worden.
Maar als we nu naar de wereld kijken, wat breder naar hoe Nederland ervoor staat op het gebied van innovatie vergeleken met andere landen in de wereld, dan is daar de Growth Competiveness Index van de World Economic Forum in Harvard. Nederland is daarin gezakt van de achtste naar de vijftiende plaats, dat is vorige maand aangekondigd. Waar kijkt de World Economic Forum naar als deze landen met elkaar vergelijkt? Ze kijken naar een aantal factoren, zoals stabiliteit van de overheid. Nou, goed… Er wordt gekeken naar macro-economische factoren. De eerste is het monetair beleid, dat wordt voor Nederland tegenwoordig hoofdzakelijk in Frankfurt gemaakt. De tweede is de kwaliteit van de overheidsinstellingen. De derde is technologie. Door de technologie zijn we zo enorm gezakt.
Ik heb er eigelijk heel weinig noodkreten over gehoord. We maken ons in de politiek geweldige zorgen over de kamsalamander, de knoflookpad en de korenwolf. Maar niet over het uitsterven van de homo technologicus. Nu wil ik niet zeggen dat ik het niet belangrijk vind dat bedreigde diersoorten beschermd worden. Maar ik denk dat het behouden van technische kennis ook essentieel is voor ons land.
Wat is de rol van de overheid hierin? De overheid is denk ik niet de instantie die de innovatie moet verzinnen. Ik denk wel dat de overheid het klimaat moet scheppen waarin innovatie tot bloei komt, die moet dat stimuleren. De samenleving is niet maakbaar, die wordt niet in Den Haag of Brussel gemaakt. De overheid kan wel duwtjes in de goede richting geven, in richting van lange termijn beleid in dit verband. Te vaak zien we dat niet gebeuren. Ik zal een voorbeeld geven uit mijn eigen praktijk.
De Tweede Kamer heeft drie weken geleden ingestemd met een kabinetsvoorstel om de willekeurige afschrijving voor offshore projecten af te schaffen. Dat gaat over het produceren van Nederlands gas van onderuit de Noordzee. Dat willekeurige afschrijvingssysteem is een soort fiscale stimulans waarbij een bedrijf dat zich daarmee bezig houdt, die investeringen voor dat project kan afschrijven wanneer het dat bedrijf goed uitkomt, dus versneld. Daarmee wordt de economische haalbaarheid van zo’n project aanzienlijk vergroot en kan je velden ontwikkelen die je onder een normaal regime niet zou kunnen ontwikkelen. Als je dat afschaft, en dat is nu besloten, dan krijg je een eenmalig voordeel van 50 miljoen euro in 2003. 50 miljoen euro is natuurlijk niet niks zult u zeggen. Dat is ook zo. De overheid zegt dat het jaarlijks is. Maar dat is niet zo omdat de zaak opdroogt omdat een heleboel projecten niet doorgaan. Dus eenmalig 50 miljoen euro. Wat is effect van dat eenmalig binnenhalen van die 50 miljoen euro? Het effect is dat je potentiële, en dat horen ze te weten want dat is ze duidelijk verteld en ze hebben ook bij Economische Zaken een hoop capaciteit in huis om daar zelf naar te kijken, dat investeringen door het Nederlandse bedrijfsleven hoofdzakelijk, met Nederlandse offshore industrie van een half tot een miljard euro niet door zullen gaan, dat betekent miljarden in aardgasbaten. Een 100 miljard kubieke meter gas zal dan onder de Noordzee blijven zitten. Maar je hebt dat gas wel nodig in de West-Europese markt, dus moeten we het kopen van de Russen waarschijnlijk. Het kost ontzettend veel meer energie om dat gas uit Rusland of Siberië te halen, dan als we het zelf hier in ons eigen land zouden produceren.
Aan alle kanten heeft die 50 miljoen euro effecten die zo’n beslissing niet duurzaam maken. Dit is dus een voorbeeld van zoeken naar een klein financieel gewin ten koste van een enorm verlies op lange termijn. Je kunt zeggen van, ja, die bedrijven gaan toch wel door, maar dat is natuurlijk niet zo. Een bedrijf, en dat is ook bij de Shell, waar ik voor werk, als wij ergens een investering moeten doen, dan moet die investering strijden met andere mogelijkheden en wie er wint is degene die het belangrijkste en het beste is. Dus het geld gaat dan niet naar Nederland, het gaat ergens anders heen. De overheid is niet in staat om de economie te sturen. Daar is een 70 jaar durende praktijkproef mee gedaan. Noord-Korea en Cuba zijn de enige landen waar het nog gebeurd en dat is ook niet een groot succes. De overheid kan niet alles regelen, maar kan wel stimuleren en financieel bijdragen en dat wil onze overheid ook doen. Wat heel belangrijk is, is dat zo’n investering gefocused is en dat die selectief is. In Nederland hebben we tot nu toe het beleid gehad van; We laten duizend bloemen bloeien en dan kijken we wel welke de mooiste is. Dat kan natuurlijk onder bepaalde omstandigheden heel goed zijn. Ik zit zelf in het bestuur van het Nationaal Initiatief voor Duurzame Ontwikkeling. Als we gaan kijken, en dat is echt een leuk project op het gebied van het creeëren van kennisinfrastructuren over duurzaamheid, als je ziet wat een bureaucratische regels daar omheen zitten, dan denk je, is dit nu de manier waarop de overheid die kennisinfrastructuren en die innovatie zou moeten stimuleren? En dan moet je nog uitkijken dat de overheid het geld dat ze er in eerste instantie voor opzij gezet had, dat dat ook uitgegeven gaat worden voor dat doel, en niet in infrastructuur verzandt. Een paar weken geleden waren fondsen die voor de versterking van kennisinfrastructuur opzij gezet waren, die moesten, er was een motie voor in Kamer, gebruikt worden voor het aanleggen een spoorlijn van Zwolle naar Lelystad en voor de tunnel onder het Koningsplein in Maastricht. Ik ben zelf opgegroeid op het Koningsplein in Maastricht, dus ik heb grote sympathie voor die tunnel, die moet er ook beslist komen want het is een ramp zoals het daar nu is. En het is op zichzelf ook niet erg duurzaam al die files die daar in die woonwijk de hele dag staan. Je moet natuurlijk kiezen, maar doe dat nou niet ten koste van de kennisinfrastructuur, want dan gaat toch weer relatief korte termijn denken boven lange termijn denken.
In Shell hebben wij, en dat is het einde ongeveer van het verhaal, een systeem wat wij “gamechanger” noemen. Dat is een systeem om mensen te stimuleren innovatieve ideeën te ontwikkelen die ze ook mogen uitvoeren, maar er zijn continu hordes waar je overheen moet. De eerste horde is een lage horde, dat is een groepje van collega’s die beslist of het een goed idee is. Zo ja, dan wordt er een beperkte hoeveelheid geld voor ter beschikking gesteld om dat verder te ontwikkelen. En dan komt er een hogere horde en zo ga je door en elke keer gaat dat heel snel. En binnen een paar dagen weet je waar je aan toe bent. Aan het einde heb je een panel van experts die gaat beslissen of het een project wordt. Dat gaat stap voor stap heel snel door het systeem heen en die fondsen worden dus heel snel beschikbaar gesteld. Wij hebben ontdekt dat dat een geweldig leuke manier is. Misschien niet direct geschikt voor de overheid, maar die kan daar een hoop mee doen denk ik. Het zou heel goed zijn als de overheid zo’n soort benadering zou kunnen toepassen op innovatie. Het punt dat de overheid dus niet zelf hobbyistische projecten of werkgelegenheidsprojecten pur sang zou moeten ontwikkelen op dit gebied, is denk ik duidelijk. Waar het om gaat is dat we samen kijken, in die markteconomie waarin we leven, wat de goede en innovatieve ideeën zijn. Want de uiteindelijk test of iets werkt of niet zal toch in de markt plaatsvinden.
In mijn optiek is dat lange termijn denken ongelofelijk belangrijk voor de toekomst van ons land. Ik maak mij ontzettend veel zorgen dat iemand 50 miljoen euro, een overheid van een toch vrij groot land met toch 16 miljoen mensen, wil incasseren ten koste van wat makkelijk een paar miljard kan zijn over een paar jaar. En die paar miljard kan je natuurlijk gebruiken voor allerlei hele goede en belangrijke doelen waar we allemaal erg aan toe zijn.