Jan Tromp, journalist (foto’s & verslag)
- Datum
- 02-12-2002
- Lokatie
- Den Haag
- Spreker
- Jan Tromp
- Titel
- " Met populisten hoor je niet regeren'
Politiek Café Den Haag, maandag 2 december 2002
Jan Tromp: ” Met populisten hoor je niet regeren’
Steeds vaker komt het voor, dames en heren, dat je het over trivialiteiten moet hebben. Ik denk dat ik nu 25, 30 jaar lang in de politiek zit, althans de Nederlandse politiek vanaf de krijtstreep volg, en aanvankelijk vond ik het gecompliceerd, o.a. omdat de spelers het gecompliceerd maakten. En in zeker opzicht is de Nederlandse politiek steeds eenvoudiger geworden, steeds simpeler. En dat dwingt je om de “problemen” die er te behandelen zijn, ook steeds trivialer, steeds eenvoudiger te benoemen. We behandelen vanavond de stelling “Met populisten hoor je niet te regeren”. Dat heeft een grote mate van vanzelfsprekendheid, maar niettemin.
Populisten, populistische stromingen, zijn er altijd geweest in de Nederlandse politiek. Voor de oorlog had een zekere vermaardheid de Amsterdamse zwerver “Hadjememaar”, die, ik denk ergens in de jaren ’30, meedeed aan de gemeenteraadsverkiezingen met een buitengewoon trefzeker en populair programma. Zijn belangrijkste programmapunten, heb ik het goed, waren vrij vissen in de vijvers van het Vondelpark en elke dag gratis jenever. In zekere zin zou je ook het Cesaropapisme, dat tot in de jaren ’60 opgang maakte met name in het zuiden van het land, tot het populisme kunnen rekenen. Het Cesaropapisme was populair onder katholieke politici, vandaar ook dat het opgang maakte in het zuiden van het land, en het gaf aan een zeker verbond tussen staat en kerk. Het had sterk cliëntelistische aspecten. De kiezers werden door meneer de pastoor en meneer de burgemeester en meneer de notaris, maar ook meneer het kamerlid benaderd om de dagelijkse problemen te bespreken. De problemen werden ook door het kamerlid ingenomen en meegebracht naar Den Haag alwaar een oplossing werd bedacht. Het had ook goede kanten. Overwegend moet ik zeggen, denk ik dat je het negatief moet bekijken, maar het had ook goede kanten. Het probeerde een brug te slaan tussen kiezer en gekozene. Een andere populistische stroming in Nederland is de Boerenpartij in de jaren ’60, met name in de jaren ’70 onder leiding van boer Koekkoek. Snel opgekomen en ook snel weer gedoofd.
Gemeen hadden al die populistische stromingen dat ze nooit aan de bak kwamen. En dat ook nooit werd overwogen om ze aan de bak te laten komen. En dat is tegenwoordig toch iets anders. Ik denk zelfs dat je in zekere zin het meeregeren van de VVD, hier en daar in een toevallig passerende coalitie, dat je dat ook kunt rekenen tot het opschuiven van de politiek in populistische richting. Bestrijdt u het maar eens als ik u herinner aan Wiegel, als ik het goed heb nog altijd erevoorzitter van de VVD, oh, hij is erelid, maar dat lidmaatschap is hem, voor zover ik weet, tot op de dag van vandaag nog niet ontnomen. En Wiegel was een, in zijn actieve dagen, een populist pur sang. Altijd op zoek naar de stem van het volk, altijd op zoek naar de mensen in het land. En ik denk dat je tot hetzelfde complex, in ieder geval in brede zin, van het populisme in de politiek mag rekenen het ziekmakende verschijnsel van de focus groepen. Dat is overgewaaid vanuit Amerika. Alle politieke partijen maken er tegenwoordig in campagnetijd gebruik van. Kort door de bocht, betekent het zoveel dat politieke partijen niet een standpunt hebben nadat ze aan focusgroepen, aan enquêtegroepen hebben gevraagd: “Wat denken jullie erover?” Afhankelijk van de uitkomst wordt ook het eigen partijstandpunt bepaald.
Goed, populisme, ik denk zonder dat ik het nou precies ga definiëren, maar het kenmerkt zich door een sterke hang naar eenvoud, naar overzichtelijkheid. Er zitten ook dikwijls sterk provincialistische, kleinburgerlijke trekjes aan. En heel concreet het populisme van tegenwoordig, van links tot rechts kom je het tegen, het kenmerkt zich door een aantal facetten, ik noem er een paar: Weg met de Europese Unie, weg met links, dat is ook een sterk populistisch sentiment, weg met de verzorgingsstaat, de grenzen dicht, eigen volk eerst, een directe relatie die wordt gelegd tussen de aanwezigheid van buitenlanders en de aanwezigheid van criminaliteit; voilà, van al dat soort populistische, oppervlakkig populaire standpunten. Dat zijn overigens kenmerken van het populisme van alle tijden. Of misschien moet je zelfs zeggen, het zijn kenmerken van het oude populisme, want ik wilde hier vanavond introduceren een nieuw populisme. Het is het fortuynisme, het is de LPF. Dat voegt er naar mijn smaak een essentiële verdieping aan toe, namelijk de uitgesproken penoze-cultuur, een platheid zonder weerga. Beginnen we met Fortuyn zelf. Met alle respect een verknipte functionaris. Tot aan z’n begrafenis gaf hij blijk van weinig gevoel voor goede smaak, laten we eerlijk zijn. Hij was lawaaierig, hij was geëxalteerd, hij was hoerig en hij was ongelofelijk onbescheiden. Hij was een ruziemaker maar weer niet van het soort dat het soort is gaan vormen dat hem is gaan omringen. Hij betrok zijn geld uit dat soort, ik bedoel de vastgoedsector. Vrije jongens naar het model van Jacobse en van Es, weergaloos gepersonaliseerd door Van Kooten en de Bie onder de trefzekere slogan “Geen gezeik, allemaal rijk”, “Samen voor ons eigen”, zo is het. En dat formuleerde ze al met hun ongelofelijk goede gevoel voor de tijdgeest, ik denk een jaar of zes, zeven, acht geleden. En nu materialiseert het zich. Het barretje Hilton dat na de moord op de maffiabaas Bruinsma door de vastgoedsector van Fortuyn werd verruild voor Des Indes aan het zogenaamd onberispelijke Haagse Voorhout. Er kwam dus uitschot op af. En iedereen kon dat zien. Omhooggevallen rijke patsers die zich gefrustreerd voelden omdat ze alles konden aanschaffen, behalve intellect, want ja, dat is van God gegeven, en een plaats onder de elite. En die is niet te koop. En nu zagen ze via Fortuyn, via de bagagedrager van Fortuyn, hun kans schoon om aan de macht te komen, om aan de macht te ruiken. En hun drijfveer was, zie ik het goed, pure rancune. Een rancune tegen de mooiweerpraters, tegen de mooie dametjes en heertjes die de lakens leken uit te delen in het land. Die niet de poen hadden die zij in hun achterzak droegen, maar die niettemin toch aan de touwen trokken. Die rancune die deelden ze met de blanke kleinburger in de nieuwe naoorlogse wijken. Niet in de wijken waar de allochtonen zitten. Naar mijn smaak, voor zover ik ze ken, kunnen autochtonen en allochtonen juist in die wijken het nog redelijk goed met elkaar vinden. Maar de rancune zit in de randen daaromheen, bij de blanke kleinburger die zich bedreigd ziet door Marokkanen en andere negers. In die merkwaardige coalitie van frustraten, patsers en relnichten, boekte de LPF zijn historische zege. Want dat was het, laten we dat vooral niet vergeten. En Heinsbroek, Heinsbroek was de belichaming van dit proces. Vanaf het begin kon iedereen het zien. Hier hadden we te maken met een wezenlijk onbeschaafde man, een patjepeeër, met die Bentley van hem, met dat huis van nepzuilen. Alles aan die man straalt goedkoopte af. Als je Heinsbroek hoorde over de snelheidsbeperkingen: “Dan zeg ik tegen zo’n agent, man, zie je wel in wat voor auto ik rondrij?” Als je Heinsbroek hoorde over de openbare ruimte in de großstad, bijvoorbeeld in Amsterdam, waar hij zich beklaagde over die brede trottoirs, over die fietspaden; Weg ermee, ruim baan voor de Bentleys. Alles in die man straalde goedkoopte af. En we weten inmiddels waar dat toe geleid heeft. Het beschavingspeil van Nederland bevindt zich langzamerhand onder dat van Oostenrijk. Het is het laagste peil van heel Europa. Vrij Nederland heeft, in de tijden dat het nog goed ging met dat blad, een beroemde reclame voor z’n eigen gehad, jarenlang. Als er dan weer een rechts of een centrum rechts kabinet kwam of desnoods een kabinet met de PvdA, dan adverteerde Vrij Nederland met de slogan: “Het wordt weer tijd om te emigreren”. Waarachtig, het is tijd om te emigreren. Afgelopen zaterdag schreef Elsbeth Etty in haar wekelijkse column in NRC Handelsblad over haar ervaring op een fietstochtje door Amsterdam, ik geloof dat ze onderweg was naar het Instituut voor Sociale Geschiedenis, maakt niet uit, ze passeerde een kennelijk Marokkaanse vrouw, want ze droeg een hoofddoekje, die achter de kinderwagen liep. En naast haar op liepen twee mannen in trainingspakken, hou dat detail in de gaten, in trainingspakken. En die mannen die hielden niet op te schelden met: “Bin Laden teef, Bin Laden teef”. Nederland is waarachtig onder het peil van Oostenrijk afgezakt.
En de VVD is voor deze toestand, nu ben ik waar ik wezen moet, veel te verwijten. Iedereen namelijk, iedereen kon ruiken van afstand dat het straatschuim was. En met straatschuim moet je je niet willen encanailleren. Ik ken inmiddels het weerwoord. In Oostenrijk is Haider weggevaagd. En wat zegt nu heel rechts Europa, de VVD voorop: “Zie je nu hoe goed het is geweest om Haider in de regering te tillen, je moet dat straatschuim verantwoordelijkheid geven, dat is de beste manier om ze op de snelste manier te ontmaskeren. Laat ze toch vooral regeringsverantwoordelijkheid dragen, dat is het beste wapen.” Het klinkt niet eens logisch, maar al helemaal in het licht van de geschiedenis is het stuitende onzin. Het was het argument van de Weimar Republiek ten tijde van de opkomst van Hitler. Daarna heeft geloof ik dat argument zijn glans wel zo’n beetje verloren. Enfin, ik vertrouw de VVD niet. Dat moet je ook nooit doen, zult u zeggen en daar heeft u gelijk in. Maar in dit geval vertrouw ik de VVD dubbel en dwars niet. Na de historische nederlaag van de liberalen op 15 mei zei partijleider Zalm dat de VVD was afgestraft en dus niet voor regeren in aanmerking kwam. De VVD ging in de oppositie. Vervolgens schreef hij het regeerakkoord, de VVD ging pontificaal met de dikke reet in de regering zitten en over dubieuze functionarissen als Heinsbroek, Nawijn en Bomhoff hebben we nooit een letter, een woord gehoord. Vanochtend lees ik in de krant dat de VVD ernstig overweegt om straks in de oppositie te gaan. Jaja, dat verhaal, dat kennen we inmiddels.