Laurens Jan Brinkhorst (D66), minister, fractievoorzitter (foto’s)
Laurens Jan Brinkhorst in Politiek Café Brussel, 28 april 2003
Pam Evenhuis | 24-06-2003
Meestal wordt er in Nederland weinig over Europa gesproken. En in België wordt heel weinig over Nederland gesproken. Ik ben heel blij dat ik vanavond spreek over Nederland en Europa, want u bent Nederlander, maar ook mede-Europeaan. Ik wil vanavond iets zeggen over de plaats van Nederland in het Europees geheel en over de discussies die plaatsvinden of beter gezegd, de discussies die niet plaatsvinden.
Er wordt vaak gezegd, we zitten in een historische periode. Ik denk dat het waar is dat we op dit ogenblik in een bepalende fase zijn van wat we in Europa de komende tijd kunnen doen.
We hebben nog maar één supermacht over, de VS. Maar om meteen mijn kleur te bekennen, het lijkt mij essentieel dat wij in Europa zorgen, waar mogelijk, dat het partnerschap, dat 50 jaar de relatie tussen Europa en Amerika bepaald heeft, wordt gehandhaafd.
In de tweede plaats zijn we in een situatie dat voor het eerst na de oorlog, en dat zegt mijn generatie meer dan vele jongeren die hier vandaag aanwezig zijn, dat Europa verenigd is. Ik heb jarenlang geloofd in Oost-Europa, West-Europa. Het Oosten was slecht, het Westen was goed. En het feit dat we over precies een jaar een Europa van 25 landen hebben, is voor mij een ongelofelijke gebeurtenis.
In de derde plaats hebben we een enorm aantal uitdagingen als het gaat om milieu, om terrorismebestrijding, de kloof tussen arm en rijk. Feit is echter dat Europeanen, dat betekent dus u en ik, geen rol zullen spelen in dat hele proces in relatie met Amerika, in de relatie onderling en in relatie tot grote problemen in de Derde Wereld als we niet meer eenheid hebben. En daar gaat op dit ogenblik de discussie over.
Toen een jaar geleden de Europese Conventie begon werd er in Nederland gezegd; Dat is het speeltje van Giscard d’Estaing. Ik denk dat je kunt zeggen dat nu we bijna een jaar verder zijn, dat het geen speeltje is. Er wordt niet alleen gespeeld om het spel maar ook om de knikkers. En we zijn aan de vooravond van belangrijke beslissingen. De vraag of Europa inderdaad een partner kan zijn van Amerika, of we inderdaad in staat zijn om een groot aantal van de problemen die op dit ogenblik bestaan, zoals werkloosheid, teruggaande economische groei, milieu, de Derde Wereld of die kunnen worden aangepakt. Daar dient ieder land opnieuw zijn positie te herijken. Mijn opvatting is dat Nederland sinds een jaar of 12 eigelijk aan dat debat niet helemaal meedoet. Sinds een jaar of 12 lijken we gefixeerd te zijn, alleen maar op de vraag wat onze bijdrage is tot de begroting. Ik zal vanavond geen partijpolitiek verhaal houden want bijna alle Nederlandse politieke partijen rekenen af op de vraag; Wat moet Nederland betalen? Dat was wel eens anders want de eerste 40 jaar van de EU heeft Nederland als netto ontvanger veel meer uit de EU gekregen dan Turkije. En als ik één grote klacht heb, dan is het Nederlandse buitenlandse beleid nu in de EU verworden is tot een beleid van boekhouders. Het enige ministerie dat een wezenlijke rol in het Europese beleid speelt, is het Ministerie van Financiën. En omdat we al bijna een jaar geen kabinet hebben, we hebben dus drie maanden een regering gehad, en we worden negen maanden al geregeerd door bureaucraten, betekent dus dat het enige ministerie dat toetst wat de positie van Nederland is op alle mogelijke vraagstukken in Europees verband, het Ministerie van Financiën is. Ik spreek in dat opzicht uit eigen ervaring. Ik vind het jammer dat het debat in Nederland versmald is tot de vraag; Krijgen we er geld vandaan of niet?
Een tweede kwaad is dat we ooit twaalf jaar geleden en een aantal van u zal zich dat nog herinneren dat we een zwarte maandag beleefd hebben. De zwarte maandag was het moment dat we een verdrag gingen organiseren, het Verdrag van Maastricht is dat later geworden, en Nederland heeft daar een zeperd gehaald, we kunnen in de discussie daarop teruggaan. Het enige land in Europa dat daar nog een probleem mee heeft is Nederland. Als je praat over de zwarte maandag dan denken sommigen dat dat Wall Street crash 1929 was, dat was in 1987, toen de beurs in een keer naar beneden ging. Alleen Nederland heeft daar een fixatie aan over gehouden. En mijn pleidooi is dat wij opnieuw onze positie herijken. Nederland is een te belangrijk land, is één van de founding nations geweest om als irrelevant terzijde te worden geschoven.
Het gaat om een aantal belangrijke punten. Het gaat in eerste instantie om de vraag; Heeft Europa een telefoonnummer dertig jaar geleden in zijn bezit gekregen, die toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken zei van; …tell me, what is your telephonenumber. En we hadden geen telefoonnummer. We waren zoals heel vaak in kakafonie. En de vraag is nu; Kunnen we gezamenlijk een telefoonnummer noteren? En dat betekent dus ook dat de vraag aan de orde is; Krijgt Europa een gezicht doordat er een Europees voorzitterschap komt voor langer dan een half jaar? Nederland houdt krampachtig vast als een achterhoede gevecht aan een voorzitterschap dat moet rouleren onder lidstaten…..alle landen gelijk. Maar dames en heren, vraag ik u; Wat is een voorzitterschap één keer per 12,5 jaar? Je hebt vier kabinetten Balkenende nodig om één keer voorzitter te zijn. Betekent dat identiteit voor Nederland? Wij houden krampachtig vast aan het feit dat in een gemeenschap van 25 allemaal onze commissaris handhaven. Dat bepaalt de identiteit. Nu weet ik wel dat commissaris Bolkestein een prima commissaris was. Hij is nu meer een prima commissaris dan dat hij ooit in Nederland was, want toen was hij Euro-cynicus. Maar ik heb hem gezegd, ik zal geen partijpolitiek bedrijven.
Mijn pleidooi is vanavond dat we opnieuw kijken waar onze werkelijke belangen zijn. Zijn het de korte termijn belangen, alleen op financieel gebied? Poets dat niet weg, dat is een deelbelang. Of zijn het grotere belangen dat we alleen een dergelijke relatie met Amerika kunnen houden wanneer Europa een stem heeft. Dat we alleen werkelijk tot besluitvorming kunnen komen, niet in een kakafonie van 25 lidstaten, maar wanneer we dus meer gemeenschappelijkheid hebben. En tenslotte ook dat we in staat zijn meer democratie in Europa te maken, dat betekent niet het Europees Parlement af te schilderen,……. en ik heet opnieuw welkom mijn vroegere collega Johanna Boogerd, lid van D66, lid van het Europees Parlement,…… als tweederangs figuren die niet weten waar het om gaat.
Mijn stelling is dames en heren dat de Nederlandse parlementariërs met de rug naar de toekomst liggen, dat ze helemaal niet weten waar het om gaat. En ik pleit in zekere zin vanavond voor een revolutie in Brussel om een meer Europees beleid te hebben voordat de revolutie uitbreekt. En dat is de reden dat ik blij ben vanavond een paar woorden met u te mogen wisselen.
Hartelijk dank.