Maria van der Hoeven (CDA), minister van Onderwijs (foto’s & verslag)

Datum
20-06-2005
Lokatie
Den Haag
Spreker
Maria van der Hoeven
Titel
"kloof tussen politiek aan de ene kant en u het volk aan de andere kant"
Terug naar overzicht

Politiek Café, Den Haag 20 juni 2005

Maria van der Hoeven

Beste mensen,
Toen mij gevraagd werd om te spreken, dacht ik natuurlijk in eerste instantie aan het onderwijs; het moet specifiek gaan over achterstandsleerlingen, studenten, VMBO en weet ik niet wat niet allemaal. Niet dat u daar niet iets over mag vragen of mag zeggen. Geen probleem. Laat maar komen, maar ik ga het er vanavond niet zelf over hebben.

Waar ik het vanavond eigenlijk kort over wil hebben, dat is over hoe het nu eigenlijk zit met die kloof tussen politiek aan de ene kant en u het volk aan de andere kant. Als je er over begint, dan wordt er gezegd: “Nou die kloof is er helemaal niet. Waar heb je het eigenlijk over?” Maar als je dan doorpraat, dan blijkt dat er wel degelijk iets aan de hand is en dat er soms ook heel rare dingen aan de hand zijn.

Als je bekijkt wat er gebeurd is in de afgelopen maanden, als je kijkt naar dat rare referendum over Europa, waar we eigenlijk van dachten, nou wie komt daar naar toe? Nou, wie zich verzet komt daar naar toe. En dan stemmen ze ook nog tegen. Al die organisaties hadden tegen ons gezegd: Nee we stemmen voor Europa, voor die grondwet en alles wat er mee samenhangt. De achterban van die organisaties, u dus, niet u persoonlijk, maar u bent hier dus ik spreek u maar aan, die zeiden op een gegeven ogenblik no way.

Een ander punt wat je ziet is dat er heel veel kritiek is op de politiek en ook dat er heel veel politiek onbehagen is. En ik denk dat dat komt doordat een heleboel kiezers zich door ons niet serieus genomen voelen. Iedereen weet best wel dat niet iedereen zijn zin kan krijgen. Dat is het punt niet. Maar wat iedereen wel wil, is dat je serieus genomen wordt. Dat er naar jou geluisterd wordt en dat je in ieder geval antwoord krijgt. Nou, daar is wel het nodige op aan te merken. Er is, om met Maurice de Hond te spreken, een smeulende veenbrand en misschien zit daar wel iets in. Misschien hebben wij als politici nog altijd de neiging om het redeneren, het verstand voorop te zetten, terwijl een heleboel mensen vanuit hun emotie spreken. Kijk naar de opkomst van Pim Fortuyn, kijk naar de opkomst van mensen als Wilders, kijk naar de opkomst van mensen van Peter R. de Vries. Je kunt erover denken wat je wilt, maar die komen op omdat ze op de één of andere manier mensen aanspreken, omdat ze dingen zeggen waarin mensen zich herkennen.

Die kiezer is voor ons veel belangrijker dan we eigenlijk willen toegeven. We willen eigenlijk helemaal niet toegeven dat we u nodig hebben, ja een keer in de vier jaar, maar daar schieten we dus echt geen fluit mee op. We zullen iets voor u moeten doen, we zullen op de één of andere manier u terug moeten winnen. En we, dat zijn om te beginnen de politieke partijen. En dan is toch de vraag: Zijn politieke partijen in staat om de band met hun leden te houden? Mijn antwoord: Ja. Zijn we in staat om de band met de kiezers te houden? Zijn we in staat om de kiezers vast te houden? Dan is het antwoord: Nee, als je kijkt naar de opiniepeilingen en je kijkt naar de enorme schommelingen die er zijn in die peilingen dan is het antwoord op die vraag echt niet ja. Dan is het antwoord op die vraag: Nee!

En misschien heeft het wel te maken met het feit dat onze politieke partijen er nog echt zijn volgens het oude traditionele verzamelstelsel. We hebben de sociaal-democratie, we hebben de liberalen, we hebben de christelijk-democraten. Wat je ziet, is dat die verzuiling niet terugkomt. Die verzuiling is aan een einde gekomen. En wat je ook ziet, is dat die drie stromingen allemaal aan het vechten zijn om die middengroep. Kijk naar Wouter Bos, kijk naar hoe hij dingen aangeeft die in feite anderen ook zeggen.

Het gaat dus om die grote groep kiezers in het midden. Ik denk dat het hele politieke landschap in de komende jaren heel erg gaat veranderen. Een partij als de SP zit helemaal aan die linkerkant en een partij als die van Wilders zit helemaal aan die uiterste rechterkant. Kijk, ik zie dus voor mij dat we af gaan komen van die enorme versplintering die we hebben op dit moment, aan die vele kleine politieke partijen. En mensen zijn het misschien op een gegeven moment ook wel zat om telkens te zien dat daar tien partijen in zo’n Tweede Kamer zitten, hele kleine partijen die elkaar de tent uitvechten. Ik zeg niet dat het zo is, maar wat ik zo opvang, dat gaat wel in die richting.

Je ziet dat kiezers geïnteresseerd zijn in die nieuwe politieke bewegingen. Ik noemde dus al Peter R. de Vries, maar ook mensen als Paul van Buitenen in het Europese Parlement en ja dan moet je je toch afvragen waar komt dat nu door? Heeft dat te maken met het feit dat het nieuwe gezichten zijn?Heeft het te maken met hun manier, met hun stijl? Met hun manier van opereren? Heeft het te maken met politieke frisheid? Ik weet het niet, wat ik wel weet dat is dat de houdbaarheidsdatum van politici steeds korter wordt. Dus ik ben op een gegeven moment ook maar naar mijn eigen houdbaarheidsdatum gaan kijken, maar vooralsnog valt dat nog even mee, dat wilde ik maar zo houden, eerlijk gezegd. Maar wat wel is, dat is dat mensen willen dat je praat in eenvoudige zinnen. Je niet verschuilt achter vakjargon, dat je ook de taal van de mensen spreekt en dat je ook laat zien waar jij voor staat, wat jij belangrijk vindt. En dat je ook bereid bent om problemen op te lossen ook als dat niet altijd past binnen jouw politieke kraam. Kijk, en dan is dat niet eens populisme, dat heeft ermee te maken dat mensen duidelijkheid willen en dan gaat het niet meer om links en rechts in de politiek. Je ziet dat dat toch oudere termen aan het worden zijn. Kijk, en zie dat Peter R. de Vries dan gemakkelijk rechts Law & Order is. Ja, maar als het gaat om ontwikkelingshulp? Als het gaat over sociaal te zijn? Hij is helemaal niet rechts, hij zit eerder aan de linkerkant. Echter ouderwets rechts of links, dat is aan het veranderen.

Dat heeft natuurlijk allemaal te maken met de media. Wat je ziet, dat is dat het vaak interessanter is om een probleem neer te zetten en als het dan gaat hoe zit het probleem in elkaar, ja dat wordt veel moeilijker om daar de aandacht voort te krijgen. Je moet en als je niet oppast dan loop je van de ene hype naar de andere hype. En dat geldt ook voor de Tweede Kamer; het gaat meer om de vraag stellen en om dan van de ander te horen dat het een stomme vraag is en dan zit je daar als bewindspersoon bij en dan denk je bij je zelf, wanneer kom ik nu aan bod? En als je dan aan bod bent, dan luisteren ze niet altijd. En dat heeft te maken met het feit dat de vraagsteller meer belang heeft bij zijn punt naar voren brengen dan antwoord te krijgen op zijn vragen. Maar we moeten verdraaid goed oppassen dat we niet ook in die hype meegesleept worden.

Wat je dan ziet wat we doen, dat is dat je dan ook in oneliners gaan praten. En waarom doen we dat? Omdat we anders het nieuws niet halen en als we het nieuws niet halen dan zegt de achterban, ik kom uit Limburg zoals u ongetwijfeld aan mijn zachte g hoort, dan zegt de achterban tegen mij: “We horen niks van je. We zien niks van je”. Maar politici en oneliners dat verstaat zich niet zo goed, dat gaat niet zo goed samen. En dan is de vraag: hoe ga je dat oplossen? Ik denk dat we één ding niet moeten doen en dat is dat we vluchten in de Haagse oplossingen, in het veranderen van structuren, ik geloof echt niet dat het zit in meer departementen of minder departementen. Ik geloof ook niet, dat het zit in een direct gekozen burgemeester. Wel in de grondwet of niet in de grondwet, daar gaat het helemaal niet om. Ik geloof ook niet dat het zit in nog meer referenda. Ik geloof ook niet dat het zit in zoals de Tweede Kamer wel eens gezegd heeft dat ze willen gaan vergaderen in het land, daar zit het niet in. Ik geloof ook niet dat het zit in directe democratie, dus dat je eigenlijk een districtenstelsel krijgt, want elke partij zorgt ervoor dat ze voldoende mensen hebben vanuit de verschillende districten. En dan hoef je het echt niet te gaan formaliseren. Dat zie ik echt niet zitten. Wat ik wel zie, dat zijn zeven dingen, die heb ik opgeschreven.

Het eerste is dat je in die debatten een onderscheid gaat maken tussen de techniek, wetgeving die nodig is, dat vergt vaak ook details, en debatten over de hoofdlijnen, de onderwerpen waar het eigenlijk om gaat. In de praktijk gelukt dat nog niet zo, maar dat is één wat we moeten doen.

Het tweede wat ik zonet al zei je, moet gewoon weten wat er speelt bij de mensen, wat de mensen bezighoudt en dat betekent dat je inderdaad ook soms niet in die microfoon moet praten en mensen tegen jou moet laten praten. En je ervan bewust zijn dat je niet altijd de antwoorden hebt. Die heb je niet altijd, dus probeer dan ook niet de indruk te vestigen dat je die hebt. En ik vind dat je gewoon je werk goed moet doen. Kijk als we praten over administratieve lasten. Men heeft last van ons; ja, dat is inderdaad waar en dat kun je alleen maar oplossen door het op een andere manier te regelen. We hebben nu ook bij onderwijs de zaken zo goed geregeld dat we voor elk geval een aparte regel hebben. In de praktijk blijkt dat dat gewoon niet werkt. Dus je zult wat meer globaler moeten doen, anders lukt het je niet.

Vier: ik neem de mensen serieus, ik denk dat dat ongelofelijk belangrijk is, want als we dat niet doen, dan kijken ze ons helemaal niet meer aan en komt men niet meer naar dat stemhokje.

Een vijfde punt: Ik zou wat meer lef willen zien bij kamerleden. Kijk, je moet weten wat je achterban wil, dat klopt, maar die achterban is niet altijd tevreden. Je moet ook tegen die achterban zeggen: Ik zie het anders dan jullie, want wat voor jou goed is, is voor het café misschien helemaal niet zo goed en dat ene pilsje dat voor jou heel goed is, dan heb je wel een Bob nodig om thuis te komen, want anders dan lukt dat helemaal niet. Wat wil ik daarmee zeggen, we zijn zo uit op onze eigen persoonlijke gewin dat je toch op een gegeven moment moet weten dat er meer is dan alleen maar wat jij wilt. En ik denk ook dat politici er echt niet alleen maar zijn om precies datgene te doen wat die kiezers willen. Ik denk als ik hier zo rond kijk dat u het ook onderling niet met elkaar eens zal zijn van wat er moet gebeuren en Golda Meir heeft wel eens gezegd: Die politici die zijn er niet om te doen wat het volk wil, maar om te doen wat het volk zou moeten willen. Dat gaat ook wat ver moet ik zeggen, maar daar zit natuurlijk wel iets in om er eens over na te denken.

Een zesde punt: Laat we toch af en toe eens uit die loopgraven komen. Soms dan zie je dat mensen zich zo hebben ingegraven in het standpunt dat we helemaal niet meer bereid zijn om nog naar een ander te luisteren, die misschien wel betere ideeën heeft. Ik vind dat jammer.

En een zevende punt: we hebben een prachtig poldermodel. Bij het onderwijs heb ik dan te maken met de gevestigde koepelorganisaties. Die koepelorganisaties die weten vaak helemaal niet wat er speelt op de werkvloer. Die zijn vaak, niet altijd, bezig met de macht om hun eigen voortbestaan zeker te stellen. En wat je dus moet doen als bewindspersoon, dat is dat je natuurlijk ook met die koepels moet praten, maar je moet ook praten met je bestuur, scholen. Je moet praten met de docenten, met de leerlingen, praten met de studenten, want daar gebeurt het, die administratieve lastendruk die vermindering daarvan moeten de mensen daar voelen. Kijk, als die administratieve lasten verminderen bij de instellingen bij de besturen en de mensen op de werkvloer merken er niks van dan heb ik mijn werk niet goed gedaan. Dat is iets wat we ons echt moeten realiseren en ik denk als je op die manier een beetje nuchter met twee benen op de grond zou ik willen zeggen, daar naar kijkt en daar over spreekt dan ben je, denk ik, wel bezig geweest met het oplossen van die kloof die er dan is tussen politiek en de burger en dan laat je je niet verleiden tot allerlei nieuwe wetgeving om de kloof te dichten, want dat is denk ik echt fout. Daar laat ik het bij.