Pierre Heijnen (PvdA), wethouder DHG onderwijs, soza, werk en integratie (foto’s & verslag)

Datum
11-10-2004
Lokatie
Den Haag
Spreker
Pierre Heijnen
Titel
"De overheid moet optreden en niet terugtreden"
Terug naar overzicht

Politiek Café, Den Haag, 17 januari 2004

Pierre Heijnen

Ja, dank u wel. Ik weet niet of het aantal mensen wat hier normaal is ook komt of dat het er meer zijn. Misschien had ik meer gekregen als jullie een andere inleiding hadden gehad. Respectievelijk als ik een of andere gewaagde stelling had laten publiceren op de aankondigingsborden. Maar ik heb een wat ingewikkelde stelling betrokken en zeker in de toelichting. Maar goed daarover straks meer. Ik zal me even voorstellen

Ik ben Pierre Heijnen, wethouder onderwijs, sociale zaken, werkgelegenheid en integratie van de gemeente Den Haag sinds ’98. En al vier keer lijsttrekker van de Partij van de Arbeid in Den Haag vanaf 1990. En ik zit sinds 1986 in de gemeenteraad.

Als ik gevraagd wordt om vanavond hier iets te zeggen en een stelling neer te leggen, dan kijk ik dus even terug naar wat er de afgelopen tijd allemaal gebeurd is met betrekking tot het vraagstuk. “Wat is van de overheid, wat is van de markt en wat zit in het tussengebied?”
Dan heb ik een eindeloze lijst van taken die successievelijk de afgelopen twintig jaar aan de markt zijn toebedeeld. Dan wel in dat tussengebied vooral gestalte hebben gekregen doordat ze bij zelfstandige bestuursorganen is neergelegd.

Als ik een opsomming maak, dan is natuurlijk heel herkenbaar de post, het loodswezen, de energiesector, de kabel, het openbaar vervoer in ieder geval de NS – en momenteel erg in discussie – ook het lokale openbaar vervoer. In de volkshuisvesting, in de zorg, de reïntegratie van werklozen naar de arbeidsmarkt. Op dit moment heftig in discussie de inburgering, de educatie en de schoolbegeleiding om maar een aantal punten te noemen.

Zaken die vroeger volledig onder verantwoordelijkheid van rijks-, provincie of gemeentebestuur werden uitgevoerd, werden gestalten gegeven in gemeentelijke of provinciale diensten. Nog maar kort geleden kenden we provinciale ziekenhuizen, gemeentelijke ziekenhuizen, de NS, de post dat was allemaal van de rijksoverheid. Nou noem maar op. Als je dat nou de revue laat passeren, al die taken en dat legt bij alle incidenten die voortdurend aan de orde zijn. Of het nu betrekking heeft op de prestaties van de NS. Of het nu betrekking heeft op het verdwijnen van de postkantoren in kleine dorpen. Of dat het nu betrekking heeft op het verzet van de kabelmaatschappijen om als overheden te investeren in glasvezel om snel internet in de publieke sfeer te realiseren. Of dat het nu gaat om het vraagstuk: “Hoe doen we de aanbesteding in het regionale of lokale openbaar vervoer?”
Moeten we niet een splitsing bewerkstelligen tussen de netten en het vervoer zoals vormgegeven door de bedrijven en de medewerkers? Of dat het nu gaat om de salarissen in de zorg of dat het nu gaat om de maatschappelijke opdracht van corporaties. Ik beperk me even tot deze zaken in de harde sectoren. Dan moet je vaststellen dat die verzelfstandiging, het op een afstand zetten, naast voordelen want die zijn er onmiskenbaar – TPG is een fantastisch bedrijf – maatschappelijk toch ook flink wat nadelen met zich mee heeft gebracht.

We hebben die taken, die oorspronkelijk van de overheid waren in de markt gepositioneerd, maar we hebben niet de consequenties daarvan aanvaardt. Want waarom maken we ons druk om de salarissen in de zorg, als het echt gewoon een markt is? Dan gaan we er toch helemaal niet meer over? Waardoor verklaart dan die rillerigheid die ontstaat op het moment dat directeuren van ziekenhuizen met salarissen van twee ton euro wegkomen? Wie verklaart dan de heibel, die ontstaat op het moment dat de salarissen in de woningcorporatieland de pan uit rijzen vanuit maatschappelijke oogpunt? Maar ja, we hebben toch afgesproken dat is in de markt, dan gaan we er toch niet meer over? Dat wringt, dat is mijn stelling. Het wringt dat we ogenschijnlijk publieke taken of feitelijk publieke taken in de markt hebben gezet en aanvaarden niet de consequenties die daarbij passen. We zijn er dus niet helder in. Om nog maar niet te spreken van die instelling in dat tussengebied – tussen overheid en markt zoals in de zelfstandige bestuursorganen -u herinnert zich allemaal de commotie rondom de huisvesting van het UWV, de sociale verzekeringen de WAO en de WW.

Dat nog allemaal in die harde sector. Maar nu kom ik wat dichter bij mijn sector: de reïntegratie van werklozen. Zijn we er nu echt bij gebaat, dat we allemaal medewerkers moeten aanstellen die de opdrachten formuleren die het case management doen voor werklozen. Om vervolgens de feitelijke taak, namelijk het aan het werk helpen, uitbesteden aan de markt met alle consequenties van dien. Mag ik u een voorbeeld noemen? Als wethouder Sociale Zaken, dien ik conform de wet SUWI, structuur, uitvoering, werk en inkomen, 70% van mijn budget in de markt uit te besteden en aan te besteden.

Dan hebben wij hier in Den Haag een leer-werkcentrum. Daar wordt Nederlands als tweede taal gegeven aan mensen op zoek naar werk. Dat deden we altijd fantastisch met de Mondriaangroep. Nu ga ik een keurige aanbesteding organiseren en nu blijkt dat er een partij komt die het voor de helft van de kosten doet. Nou, die moet je dan nemen, want ik heb niet in de voorwaarden geformuleerd welke eisen er precies allemaal aan moet worden voldaan. De partij die dat nu krijgt die gaat dat doen voor de helft van de prijs. Dat zijn dan medewerkers die anders dan die van de Mondriaan, het ROC, geen schaal negen krijgen maar schaal vijf of zes. Die anders dan de CAO van de Mondriaan, een oude school-CAO niet op vijftig contacturen met cliënten zitten maar op 100% contacturen met de cliënten. Voor- en nabereiding is geen tijd. Die ook geen schoolvakantie-CAO kennen. Dus wat ik doe conform de wet en regelgeving is eigenlijk de rechtspositie van mensen die allemaal fantastisch werk hebben geleverd ondergraven en als een marktpartij inschakelen om Nederlands als tweede taal te geven. Nou daarvan kun je zeggen dat is goed, want dat kan best wat goedkoper en die CAO die moest echt ook getrimd worden wat mij betreft. Maar is dat nou de weg waarlangs we ook die kwaliteit krijgen? Die we dus maatschappelijk beogen.

De educatie, want daar gaat het om, die dreigt dus ook onderweg te gaan naar de markt, want de verplichte winkelnering wordt opgeheven. Dus de moedermavo die vroeger gewoon in het rijks- en gemeentelijke domein werd geregeld via een regionaal opleidingscentrum, die moet ik nu ook straks gaan aanbesteden. En dan heb je dus een tweede kans onderwijs voor mensen die wat later in het land zijn gekomen. Of mensen die in een initieel onderwijs afgehaakt zijn, die zijn 25 of ouder en die komen erachter dat het toch wel heel erg simpel is om opnieuw een diploma te halen en wat zeggen we daar tegen? Daar gaan we niet meer over als overheid, u moet het maar in de markt doen. Daar waar men een fantastische werkgever heeft die zijn scholingsbudget ook zodanig maakt dat mensen na twee, drie, vier jaar over kan doen. Zoals in mijn familie. Om alsnog een bevoegdheid voor leraar tweedegraads te krijgen of een opleiding tot verpleegkundige of een avond-HEAO zoals een broer van mij heeft gedaan. Dat kan dus allemaal niet meer, want de vraag is of die werkgevers dat er nog voor over zullen hebben. Dat bieden wij tot nu toe gratis aan, een beetje een schoolbijdrage, maar meer niet.

Dus wat we doen is dat we het initiële onderwijstraject voor mensen die rustig basisschool, voortgezet onderwijs, universiteit doen, die geven we vanuit rijksmiddelen de mogelijkheid om dat tot het eind toe te doen. En mensen die de pech hebben om later binnen te komen of van de koninklijke weg afgehaakt zijn, die gaan we vragen om dat via de markt te doen met alle kosten die daarbij horen. Nou het meest erge voorbeeld daarvan is natuurlijk de inburgering. Mevrouw Verdonk die hier ook hangt, (gelach), die heeft echt bedacht we gaan de eigen verantwoordelijkheid van nieuwkomers gestalte geven. Daar ben ik het op zich mee eens. Men dient wat Nederlands in het buitenland te leren, ook prima! Maar dat men dan vervolgens zegt van: “Als u dan hier bent dan moet u zelf betalen voor het leren van Nederlands als tweede taal. En zoekt u maar uw eigen aanbieder.” Dat kan er bij mijn niet in. Dat vind ik nou zo raar. Daarmee verpesten we de infrastructuur die we de afgelopen jaren hebben ontwikkeld en waar succesvol mensen worden geïntaked? En via de Mondriaan ook in trajecten naar werk worden gezet en straks mogen ze dat zelf uitzoeken via de markt. Ik begrijp dat niet. Ik vind dat vanuit mijn idealen, maar ook vanuit de ervaring van al die mensen die op latere leeftijd via scholing op een hoger niveau zijn terechtgekomen. Ook in het licht van de doelstellingen die we als maatschappij hebben geformuleerd rondom het opvoeren van de scholingsgraad van onze bevolking en zie Lissabon, vind ik dat echt onbegrijpelijk.

Nou in de schoolbegeleiding dreigt hetzelfde te gebeuren. De schoolbegeleiding wordt straks ook marktconform georganiseerd. Wordt vraaggericht. Scholen mogen het zelf inkopen en het slot van het liedje is dat daar waar we nu allemaal schoolbegeleidingsdiensten hebben, die belangrijke dingen voor de samenleving, ook zonder dat het kostenplaatje daarvan helemaal helder is gaan ontwikkelen. Zaken die betrekking hebben op burgerschap. Zaken die betrekkingen hebben op: hoe accepteren we homoseksualiteit in het onderwijs? En daar allemaal lespakketten voor maken, rondom veilige school, dat gaan we allemaal straks anders organiseren in de markt.

Dames en heren, ik heb langzamerhand het gevoel dat er een groot sturingsvraagstuk in Nederland aan de orde is. Moeten we nu echt al die publieke taken aan de markt overlaten? Het is niet voor niets dat minister De Graaf in zijn opdracht een rapport heeft gemaakt waarin hij de vraag stelt of die ontwikkeling van die zelfstandige bestuursorganen nu zo goed is? Moet er niet een deel van terug naar de departementen? Zodat je meer echt verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebt om daar de maat te nemen. En niet in de Kamer via een ingewikkelde weg de vraag moet beantwoorden over de huisvesting van de voorzitter van het bestuur van de UWV.

Wij organiseren allemaal met elkaar dat ontzettend veel ambtenaren die in toezichtsinstanties en in opdrachtgevende rollen zich steeds verder moeten ontwikkelen. Maar de handjes aan de mensen, de handjes aan de producten, dat zetten we in de markt. Volgens mijn leidt veel van die privatiseringsoperaties tot 5% meer efficiency. Want ik geloof echt dat het allemaal wat goedkoper kan. Tegen, voor wat betreft het personeel, twee keer zoveel kosten. Ik zou die som wel eens losgelaten willen hebben op al die privatiseringstrajecten die we de afgelopen tijd, en ook die verzelfstandigingstrajecten, hebben gedaan. Dan zal misschien het slot van het liedje zijn dat maatschappelijk dan het allemaal goedkoper kan, maar daar staan dus heel veel nadelen tegenover.

Want die loonkostenontwikkeling in die voor de burger toch een beetje publiek gevoelde diensten, die leidt tot veel maatschappelijke onrust. En ik kan me dat ook wel voorstellen. Want die solidariteit die we via die publieke arrangementen gestalte hebben gegeven, die wordt ondergraven op het moment dat daar salarissen worden geïncasseerd die voor de normale burger niet uit te leggen zijn. Het is niet voor niets dat kabinetten en ambtelijke toppen een gematigde loonvaststelling hebben. Dat komt omdat je dus in dit publieke domein opereert en dan moet je je verantwoorden. Ook in relatie tot wat gewone mensen verdienen. We creëren een systeem waarin we tal van taken die publiek worden gevoeld, worden gedaan tegen een bijdrage, tegen kosten, die ik althans heel moeilijk vind uit te leggen. Volgens mij heeft zelfs wijlen Pim Fortuin dit soort dingen bedoeld toen hij zei: “We moeten taken teruggeven aan de professionals.” En dan niet in al die ingewikkelde arrangementen stoppen.

Nou, ja dames en heren dit zijn wat beschouwingen, bespiegelingen van een praktiserend bestuurder. Die gewoon moet vaststellen dat waar hij tien jaar geleden inhoudelijk bezig was met vraagstukken over sociale woningbouw over HTM-lijnen over werklozen aan het werk helpen om maar drie voorbeelden te noemen, nu vooral bezig is met vraagstukken van hoe we dat organiseren op een zodanige manier dat we daar ook publiek nog verantwoording over kunnen afleggen in een gedualiseerde situatie richting raad. Dit is bron van heel veel ellende, bron van heel veel wantrouwen in de burgers. Wat bij de burgers voor de prestaties van de overheid in de meest brede zin. Dus ik vind dat er alle rede is – en dat voel ik niet op mijn weg liggen, daar moeten heel geleerde mensen naar kijken – dat er behoefte is aan nieuwe sturingsmodellen. Die veel helderder maken wat aan de markt overlaten, maar die ook heel helder maken wat we in het publieke domein organiseren. En ik voel me wat dat betreft gesteund door datgene wat ik in mijn vakantie aan leesvoer heb gedaan. Toen kwam ik op een bijdrage in Socialisme en Democratie van toen nog professor Balkenende, nu inmiddels minister-president, die datzelfde vraagstuk behandelde en zei dat er behoefte was om na te denken over het fenomeen maatschappelijke ondernemingen. Want tussen markt en overheid liggen vraagstukken, die ik heb proberen te duiden in deze korte aftrap, voor ik hoop heel veel vragen. Ik meen dat ik daar voldoende aanknopingspunten voor heb neergelegd. Dank u wel.