Pieter van Geel (CDA), demissionair staatssecretaris VROM (verslag & foto’s)

Datum
17-02-2003
Lokatie
Den Haag
Spreker
Pieter van Geel
Titel
Milieubeleid in barre economische tijden
Terug naar overzicht

Pieter van Geel ‘Milieubeleid in barre economische tijden’
Er werd gevraagd waar ik het over zou willen hebben. En u ziet het op het affiche: “milieubeleid in barre economische tijden”. Misschien is dat wat overdreven, maar dat hoort in communicatie, dat je af en toe iets neerzet. Maar ik zal toelichten dat ik het niet zomaar zo zeg.
Even een korte schets van de situatie. Waar hebben we het over bij milieubeleid? Over de veiligheid van mensen, de gezondheid van mensen en de overlast. Dat zijn de drie elementen die steeds een rol spelen. Wat hebben we bereikt de afgelopen jaren? Eigelijk ontzettend veel. De directe gevolgen van milieuhinder, overlast en gevaar voor gezondheid zijn drastisch afgenomen, ook in indirecte zin. Dat hebben we allemaal bereikt. Dat zien we ook om ons heen. Per kilometer is de uitstoot van een auto nu nog maar 10% van wat het twintig jaar geleden was. Kortom, we hebben ontzettend veel bereikt.

Toch zijn er nog heel veel weerbarstige vraagstukken die allemaal met zich meedragen dat ze of pas op lange termijn effecten hebben voor gezondheid en welzijn van mensen, twintig of dertig jaar. Net als bij roken, is dat niet direct zichtbaar. Dat komt ooit wel eens. Of vraagstukken die samenhangen met het feit dat economische groei altijd gepaard gaat met belasting van het milieu, nog steeds. Dat is de bekende koppeling-ontkoppeling. We willen allemaal streven naar een ontkoppeling. Met andere woorden, dat de economische groei niet gepaard gaat met een onevenredige of zelfs absolute toename van milieudruk. Dat is de wens. Maar dat is op een aantal terreinen niet bereikt. Aan welke terreinen moet u dan denken?
Dan denk ik zeker aan luchtkwaliteit. Dat is echt een groot probleem. Fijn stof is een groot probleem wat ons duizenden doden per jaar kost. Het geldt voor een aantal andere stoffen, ik zal er niemand mee vermoeien. Maar het gaat erom dat we op een aantal terreinen die ontkoppeling nog niet bereikt hebben. We willen niet een situatie krijgen dat ons welvaartsbegrip in de toekomst eruit bestaat dat we ontzettend leuke pensioenen hebben, tweede huis, drie keer vakantie en dat we straks met een rollator met een zuurstoffles eraan rondlopen. Als dat het beeld is van wat we bereikt hebben op lange termijn in relatie tot de luchtkwaliteit, dat lijkt me niet het doel.
Het tweede vraagstuk dat er ligt, is het vraagstuk van de internationale milieuproblematiek. Want laten we maar heel simpel met elkaar constateren dat als die één miljard Indiërs en 1, 2 miljard Chinezen daadwerkelijk aan de economische groei gaan deelnemen en dat doen ze op dit moment, dan krijg je een gigantisch verbruik van grondstoffen en energie. Dat hebben wij 300 jaar lang kunnen doen in alle bescheidenheid van die voorraden gebruik maken. Als zij dat terecht gaan doen, kan dat alleen maar op een duurzame manier met veel aandacht voor diversiteit, met hulpbronnen en ook met onze hulp. Dus het vraagstuk ligt nog wel degelijk nationaal, maar vooral op de lange termijn en het ligt in het bijzonder internationaal. Maar als je nu kijkt hoe de situatie is, dan moeten we constateren, en ik constateer dit samen met de VROM-raad, dat we er op dit moment niet veel geld voor over hebben om die veranderingen tot stand te brengen en aandacht daarvoor te hebben. Dat is een absoluut feit. Dat blijkt ook uit onderzoek wat verricht wordt, ook door de VROM-raad.
Wat we ook zien is dat we niet graag willen dat milieulasten tot lastenstijgingen leiden die de concurrentiepositie van ons land ondergraven. Dus dat zijn twee heel weerbarstige vraagstukken op dit moment die eigelijk die lange termijn doelstellingen belemmeren om die te bereiken. Dat is het dilemma waar we zitten. Want als je het serieus neemt die vraagstukken, en die neem ik serieus, ook vanuit het voorzorgsbeginsel in het milieubeleid, dan moet je een oplossing zoeken voor die problemen in dit weerbarstige tijdsgewricht met minder economische groei en snelle toename van werkloosheid.

In mijn ogen zou deze oplossing moeten bestaan….ik noem een aantal punten met voorbeelden die dan enige inhoud geven aan dat begrip “in barre tijden”.
Allereerst zullen we moeten constateren, dat is een nuchtere constatering en niet uit een soort masochisme dat ik dat zeg, maar dat we even af moeten van de azijnmaatregelen in het milieubeleid en het vooral op dit moment met honingmaatregelen moeten doen. De stick en de carrot. We laten de stick even thuis. Dat is wat mensen kan stimuleren in positieve zin. Wat ze hebben het even gehad met de belemmeringen.
Het tweede is dat we niet moeten toegeven dat we nu op het gebied van normering die wij hebben, normering is op een groot aantal punten vastgelegd, of het nu om CO2-beleid of om verzuringstoffen gaat, of andere waarnemingen die de luchtkwaliteit bepalen, dat we nu zeggen dat we die normeringen los laten. Want wat we dan doen, is in wezen de schuld naar de toekomst schuiven. En dat kan zelfs ook in moeilijke tijden niet. We moeten dus nu niet met die normeringen gaan sjoemelen. We moeten zorgen dat we geen nieuwe schuld opbouwen.
Het derde punt is dat we op een aantal terreinen met een milieuschuld uit het verleden blijven zitten. Met name op het gebied van geluid en bodem. Dat is ooit gebeurd, dat moeten we herstellen, dat doen we ook. Alleen, ik lig er niet wakker van als de bodemsanering niet in twintig jaar, maar in 23 jaar afgerond is. Dat vind ik dan niet zo’n ramp. Maar het mag geen betrekking hebben op zaken die niet meer herstelbaar zijn. Vandaar dat ik ten aanzien van geluid en bodem enige marge heb. Dat kun je nog herstellen. Jan Pronk zei ook altijd: “Van geluid ga je niet direct dood.” Dus dat kan even lijden. Maar bijvoorbeeld op het gebied van natuur, vind ik dat dat niet kan. Omdat daar heel duidelijk blijkt dat als we nu op een aantal terreinen in Nederland niet ingrijpen, het niet meer herstelbaar is. Het is vergelijkbaar met de staatsschuld. Je kunt de staatsschuld best in 33 jaar af lossen, in plaat van in 25 jaar. Maar als dat op enig moment zou zijn dat je dat nooit meer zou kunnen doen, dan heb je een point of no return bereikt. Hetzelfde geldt voor milieubeleid.
Een vierde is dat we toe moeten naar het brengen van het milieu in de prijzen, het internaliseren van de kosten. Dat is gewoon normaal burgermansfatsoen: de vervuiler betaalt. Dus als er een vervuilende activiteit is, ook al is het moeilijk in het huidige economische tijdsgewricht, mag je dat nog steeds niet aan een ander over laten.
Laat ik een voorbeeld noemen: bestrijdingsmiddelen. Als je bestrijdingsmiddelen in de buurt van pompstations van drinkwater toestaat en die pompstations moeten jaarlijks voor 25 miljoen euro extra filters zetten om dat eruit te halen, dan ben je natuurlijk hartstikke stom bezig, ook economisch. Dus internaliseren van kosten heeft niks te maken met lastenverzwaring maar met de kosten neerleggen daar waar ze thuishoren. In een reële economie, in een echte economie, hoort dat ook zo. In een bedrijf hoort dat en ook in het huishouden van het Koninkrijk der Nederlanden.
Een vijfde punt wat in deze tijd behoort is dat er budget-neutrale verschuivingen kunnen komen op een groot aantal punten. Belastingen, maar ook tal van andere maatregelen die geen effect hebben op de lastenverzwaring. Dus niet mee doen met de lastenverzwaring die weer in hogere lonen tot uitdrukking komt en dus weer onze concurrentiepositie verzwakt, maar gewoon een differentiatie brengen waarbij milieuvriendelijk gedrag wordt beloond.
Laat ik een paar voorbeelden noemen: We hebben de BPM op die auto’s, die dure belasting en ook de houderschapsbelasting. Die hebben we nu naar gewicht en prijs van de auto’s geloof ik. Je zou best kunnen zeggen, budgettair neutraal; Laten we dat naar CO2 uitstoot doen. Dan blijft het totale bedra. Het gaat om de wens, de wil om die differentiatie anders te maken. Belangrijk voor het milieu. We zouden ook opnieuw kunnen kijken naar de differentiatie van accijnzen tussen diesel, lpg en benzine. Daar zijn historische verschillen ooit tot stand gekomen met een heel positief beeld van lpg, maar dat staat ter discussie, of dat die verhouding een reflectie is van de positieve bijdrage die het aan het milieu levert. Mocht je dat gaan differentiëren, dan stimuleert dat misschien wel het gebruik van benzineauto’s en niet van diesel en lpg. Dat is ook iets van internaliseren zonder lastenverzwaring.
We hebben een regulerende energiebelasting voor het verbruik van energie. Die geven we ook weer terug om duurzame energie te stimuleren, maar we hebben allemaal een paar jaar geleden fors meer betaald voor onze energierekening. Iedereen schrok daarvan. Dat bedrag wordt gebruikt voor duurzame energie. Maar je zou ook kunnen zeggen waarom zouden wij die belasting die er is weer niet budgetneutraal kunnen differentiëren naar het koolstofgehalte van het energieverbruik? Want daarmee stimuleer je weer beperking van CO2 uitstoot. Dus kortom, budgetneutraal, slim, niet te ingewikkeld.
Ik kan nog een maatregel noemen. We hebben smeermiddelen die buitengewoon belastend zijn voor het milieu. Maar je hebt er ook die biologisch opgebouwd zijn, die afbreekbaar zijn. Maak de een wat duurder, de ander goedkoper in de heffing en mensen gebruiken automatisch de goedkopere. Dat soort mechanismen. Een voorbeeld waar dat buitengewoon geslaagd is, is toen er een differentiatie is aangebracht tussen loodvrije en loodhoudende benzine. Een prijsverschil. De techniek die kwam erbij, katalysator. En dat is in Europa een buitengewoon succes. Een geweldige bijdrage aan de beperking van de luchtverontreiniging en de kwaliteit van lucht in West-Europa. Zodanig dat dit nu ook in de rest van de wereld wordt nagestreefd.
Ik heb nog een zesde punt. Naast die internalisering van kosten is een voortgezet technologiebeleid op hoog niveau nodig. Ik ben niet de enige die dat zegt. Ik heb begrepen dat VNO-NCW een noodkreet richting de kabinetsformateurs heeft gezonden: let op onze technologie, let op ons kennisniveau. Ik hoop dat onze technologiesubsidies gedifferentieerd worden naar duurzaamheidsaspecten. Dat dat duurzaamheidsaspect, milieuaspect wel degelijk een belangrijk element is bij het toekennen van projecten die daarop verder gaan. Ik denk dat er een forse impuls moet komen in de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Ik ben buitengewoon jaloers op het Finse model, want daar heeft het gewerkt. In zo’n land waar het even lastig was een aantal jaren geleden tot een vernieuwing te komen in technologiebeleid wat heel duidelijk een draagvlak heeft gehad bij overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen.
Wat ook belangrijk is in dit verhaal is dat ik hoop dat middelen voor kennisinfrastructuur niet sneuvelen in de noodzakelijke bezuinigingsronde. Want dat is echt investeren in de toekomst, ook juist voor milieubeleid. Er is zo ontzettend veel te doen. Laat ik een voorbeeld noemen: Binnen tien jaar kunnen onze dieselmotoren net zo schoon zijn als de schoonste benzinemotoren. Een geweldig belangrijke impuls. Onze banden…..we kunnen nog veel meer winnen met onze autobanden, in plaats van allemaal van die verschrikkelijke schermen te plaatsen langs de weg. Een scherm of een band verder ontwikkelen. Laten we daar op in zetten, technologie.

En tot slot, ik hoop dat er voor het technologiebeleid ook binnen het nieuwe kabinet een hele goede, strakke, centrale sturing op komt. Want als je dit soort transities die lang gaan duren, die continu aandacht vereisen, als je dat even nebenbei doet, om het maar eens in goed Nederlands te zeggen, dan wordt het niets. Je hebt hier echt een hele duidelijke passie voor nodig om die technologieverandering en ook die combinatie en inzet van middelen en ook die combinatie van instellingen, onderwijs, bedrijfsleven en overheid om dat echt een succes te maken. Want de wijzigingen in milieubeleid en de resultaten die we tot nu toe bereikt hebben, konden we met de traditionele middelen zoals subsidies, verordeningen en regels maken. Maar echte veranderingen op lange termijn, kunnen we alleen maar doen door die transitie, die vernieuwingen van het technologiebeleid tot stand te brengen. Niet alleen inspiratie maar ook transpiratie over een reeks van jaren. Ik hoop dat dit een aanleiding geeft tot discussie want dat was de bedoeling.