Arthur Docters van Leeuwen, voorzitter Autoriteit Financiële Markten (AFM) (verslag & foto’s)
Dames en heren,
Ik zal mij niet door mijn enthousiasme laten meeslepen. Het is mij één keer gebeurd dat dit wel gebeurde, dat was voor de Vereniging voor Uitgevende Instellingen. Daar heb ik tweeënhalf uur aan één stuk gesproken, had ik niet door, iedereen bleef rustig zitten. De mensen zeiden achteraf dat ze het toch wel leuk hadden gevonden, maar ik hoop u dat te besparen. Ik hoop het dus inderdaad kort te houden.
Even, ik wil twee dingen doen; een hele korte historische terugblik, want sommigen van u kennen ons uit vroeger tijden, anderen niet. Daarna toch nog even iets systematischer, dat hoop ik dus inderdaad in een minuut of tien te doen en u bewaakt mij wel, nietwaar? Als u denkt dit gaat lang duren, dan maakt u even een beweging met uw rechtervoet.
De club waar ik voorzitter van ben, bestaat nog niet zolang, is opgericht in 1988 en toen was het bestuur groter dan het aantal werknemers. Het aantal werknemers bestond uit drie personen en het bestuur uit acht personen die beweerden dat ze er vooral in zaten om te zorgen dat de club niet te groot zou worden.
Dit jaar hebben wij een begroting van vijfhonderd man, dus mocht u belangstelling hebben dan is daar nog wel plaats voor. U moet zich natuurlijk wel kwalificeren maar dat geeft meteen al aan wat voor enorme groei we hebben doorgemaakt en daar wilde ik even iets over zeggen.
We zijn begonnen als een soort toezichthouder op de zelfregulering door de burgers en de leden van de beurs en dat is betrekkelijk snel uitgegroeid tot een toezicht houden op de beurs en de leden van de beurs. Eerst deed de beurs het toezicht en zagen wij daarop toe. Dat viel weg, ik laat nu de redenen maar even weg. Het kwam vooral door de Europese richtlijnen op dit punt en hier en daar een schandaal. Dat wil het toezicht ook nog wel eens vooruit helpen en toen ik aantrad op 1 januari 1999 was ik geloof ik nummer 53 of daaromtrent.
Nu zult u zich afvragen: hoe kan dat nu zo snel gegroeid zijn? Daar zijn een paar redenen voor. Nederland lag achter vergeleken bij het buitenland. Dat begon toen we nog beurstoezichthouder waren en effectenhuizentoezichthouder. Er waren twee redenen: de buitenlandse beleggers begrepen niet dat er hier geen toezicht was. Buitenlandse institutionele beleggers pensioenfondsen willen dat toch graag, want wij beleggen veel in het buitenland de Verenigde Staten bijvoorbeeld en dan is het toch wel prettig als die balans in het kapitaal een beetje gelijk oploopt.
Bovendien ontstond er veel directe belangstelling van het publiek, u dus, om rechtstreeks zelf te beleggen. Dat is nog steeds zo, nog altijd is het zo dat bijvoorbeeld de derivatenbeurs voor de helft draait op particuliere beleggers. Er moeten hier toch vrij veel mensen zijn die zelf opties schrijven of ze in ieder geval kopen. Of dat allemaal verstandig is, dat laat ik in het midden, maar als u wilt gokken dan moet u dat vooral doen, want het is wel goed voor de liquiditeit.
Net nadat ik aangetreden was, het zal misschien ook wel iets met elkaar te maken gehad hebben besloot de heer Zalm, hier ook geen onbekende, dat wij ons niet alleen over de beurs en de leden van de beurs moesten ontfermen, maar ook over het effectenbedrijf van de banken, het effectenbedrijf van de verzekeraars en pensioenfondsen, dat zou geleid hebben tot een groei van zo’n tweehonderd, tweehonderdvijftig man. De mensen in de industrie herinneren mij daar nog wel eens aan, want dat heb ik ook publiekelijk verklaard. Ik moet toch nog wel eens uitleggen dat het nu meer is.
Dat programma zijn we eigenlijk nog steeds aan het uitvoeren. Daar zat bijvoorbeeld het toezicht op het financiële verslag in. Dat zal nu dit jaar als het goed is in werking treden. Daar zit toezicht in op de afwikkeling. Het is toch wel fijn als u aandelen gekocht heeft dat u ze ook krijgt en dat het geld niet naar een ander gaat en het omgekeerde is natuurlijk ook wel prettig. Als je aandelen verkocht hebt, dat je dan geld krijgt. Ik zal u met de details van dat proces niet lastigvallen. Het is buitengewoon complex, zeker als u buitenlandse aandelen koopt of verkoopt. Daar zijn we dus nog steeds mee bezig, maar intussen gebeurde er ook iets anders; er werd besloten om het stelsel te moderniseren.
Tot dat moment hadden we drie toezichthouders, drie financiële toezichthouders in Nederland, we hadden de Nederlandse Bank, we hadden het pensioen en verzekeringskamer en we hadden de SDE. De één ging over de banken, de ander ging over de verzekeraars en de derde ging over de effectenhuizen en de beurs plus wat erbij. Dat werkte niet meer. Dat zie je niet alleen in Nederland, maar dat zie je overal en iedereen vindt daar zijn eigen oplossing voor. Want wat gebeurde er en wat gebeurt er? De financiële industrie integreert. Er is in Nederland geen bank meer die alleen maar bank is. Ze hebben allemaal een verzekeringsportefeuille en ze doen natuurlijk niet allemaal meer in krediet, ze moeten toch ook naar hun beleggingen kijken.
Bovendien is het zo dat 80% van de omzet in financiële producten, wat dat ook mag zijn; verzekeringen, kredietproducten of beleggingen. Dat komt voort uit de vier grote industriële complexen die wij hebben: de ABN-AMRO, de ING, Fortis en de Rabobank. Die begonnen dus aan de top te integreren aan de holdingkant, die integreerden ook aan de onderkant, de productenkant, want u hebt waarschijnlijk allemaal die producten. De meeste producten die verkocht worden hebben een beleggingscomponent een kredietcomponent en een verzekeringscomponent. Denkt u maar eens aan uw beleggingshypotheek.
Inmiddels begint, we gaan vrij snel, het productieproces geïntegreerd te worden. Ik geef even een voorbeeld: een tijdje gelden lunchte ik met de heer Tilmant, die nu voorzitter is van ING, die keek een beetje sip en ik vroeg aan hem, hebben wij u iets aangedaan? Want dat doe je natuurlijk als toezichthouder wel eens. Toen zei hij: “Nee, het ligt dit keer niet aan jullie, maar ja, mijn collega’s, zo gaat het natuurlijk, die hebben mij nu gevraagd om de rekencentra die onder de ING vallen te integreren.” Toen zei ik: “Nou, hoeveel zijn er dan?” “Ja”, zei hij “u weet, we hebben er nog al veel gekocht de laatste jaren en dat zijn er 53.” Ik weet niet of één van u wel eens te maken heeft gehad met de integratie van IT-systemen, maar als u dat heeft, dan weet u meteen dat de heer Tilmant enige reden had om sip te kijken.
Uit deze anekdote vloeit voort dat dus ook het productieproces geïntegreerd wordt en dan heb je dus niet zoveel aan drie toezichthouders die als je kijkt naar de wettelijke structuur en de manier waarop ze werken eigenlijk moeten werken alsof de ander niet bestaat. Het is vragen om moeilijkheden en die voorzagen we ook en dus dachten we: het moet anders. Hoe moet het dan anders?
Het denken ging niet erg vlot, maar ging aanzienlijk vlotter toen opeens Duitsland, dat aanvankelijk wel voelde voor het model dat wij toen hadden met drie toezichthouders met een raad van financiële toezichthouders erboven, besloot om daar één geïntrigeerde toezichthouder neer te zetten. Polderen deden ze niet, de drie toezichthouders en de Centrale Bank daar kregen een brief van de heer Eichel in de bus, dat het nu voortaan anders ging. Dat leidde natuurlijk wel tot het jaar knokken, maar het is er dan zo ongeveer uitgekomen. Dat versnelde het denken hier en dat hebben we vrij vlot gedaan, dat proces heeft gelopen van april 2001 tot oktober. Maar wat gaan wij nu doen?
Ons model was anders, we zeiden we moeten het verdelen, het ene stuk, dat doet de Nederlandse Bank, gefuseerd met de pensioenenverzekeringskamer, dat is inmiddels gebeurd en het andere stuk dat doen jullie maar. De SDE moet dan ook worden omgevormd tot een autoriteit financiële markten. Als u die naam of die letters twee jaar geleden zou hebben aangeklikt, dan zou u ons niet gekregen hebben maar een grote instelling. Dat heeft ons nog aardig wat geld gekost om die naam van hen te kunnen overnemen. Ze hadden ons natuurlijk te pakken. Ze hadden dat inmiddels in de ministerraad besloten, dat draai je natuurlijk ook niet zo makkelijk terug.
Dat leidde ertoe dat er bij ons nogal wat taken bij kwamen op het verzekeringsgebied; bescherming van de consument, de financiële bijsluiter, over al dat soort dingen wil ik desgevraagd nog wel het nodige zeggen, maar dat zal ik nu maar niet doen. Dat leidde er dus toe dat ik nu voor u sta als een financiële toezichthouder die begon in een tijd dat er ongeveer veertien wettelijke taken lagen, en er zo’n 8000 entiteiten onder toezicht stonden en dat zijn er volgend jaar 25.000 en dan zijn 39 taken en by the way de begroting is ook vervijfvoudigd; van negen miljoen naar net geen zestig miljoen euro.
Tot zover. Dat het hier en daar nog stevig onderhandelen geweest is, dat gelooft u allemaal wel, maar dat is waar we nu zijn en u zult ook wel gezien hebben dat er steeds meer taken bij komen. Eén van de recente was de taak over beleggingsobjecten. Wat zijn dat? Dat zijn de financiële producten die heel erg lijken op beleggingsproducten maar net zo zijn ingericht dat ze niet onder toezicht vallen. Dan moet u denken aan Colombiaanse bossen, dat men u duidelijk proberen te maken dat u eigenaar bent van een boom. Ik wens u veel succes, als u maar niet denkt dat ik ga nakijken of het Colombiaanse eigendomsrecht u ook inderdaad dat eigendom verschaft, dat verdom ik toch om het simpel te houden. Over dat soort krankjorum producten; sommige zijn wat reëler, daar gaat het nu niet om, maar er zijn ook een hoop idioten, want anders zou je wel een normaal toezichtmodel hebben gekozen.
De allerlaatste loot van de stam is enig toezicht op de pensioenen. Ik las in de krant dat de heer De Geus heeft medegedeeld dat besturen nu mogen rekenen op een schat aan expertise. Ik ben erg blij dat de heer De Geus dat ook vindt. U kunt als goed Hagenaars wel vermoed hebben dat dat even geduurd heeft, maar ik heb me daar ook niet mee bemoeid en zeker niet in de pers. Ik heb wel gezegd: denk erom, ik houd nu mijn mond. Maar dat blijf ik niet doen, want ik ga niet met pensioen over een jaar of wat, dat duurt nog wel even hoor, dus daar hoeft u nog niet naar te solliciteren. Alles onder toezicht staat behalve dat deel waar u en ik het meest van afhankelijk zijn als we zelf niet meer kunnen werken, van ons pensioen. Daar moet toch meer aan gebeuren, dat even als heel korte hink-stapsprongwijze historie van waar we nu zijn en waar we naar toe gaan.
Dit jaar is voor ons erg belangrijk, omdat heel veel nieuwe taken, ik pakte er al een paar uit, nu dit jaar in werking zullen treden. Ik noem nog even een kleinigheid, het toezicht op tussenpersonen, daarvan denken wij dat het er 15.000 zijn maar het zouden er ook wel eens meer kunnen zijn. Het is een bedrijfstak van 100.000 mensen, die waren wel een beetje benauwd van wat wij nu gaan doen. Ik zei, nou we zullen het u niet al te moeilijk maken. Van de andere kant is het zo dat ik nog nooit 100.000 eerlijke Nederlanders bij elkaar heb gezien. Ik ga er toch ook niet vanuit dat ik die nu in de zaal aantref. Daar heb ik wel een beetje begrip voor, aarzelend. We hebben er nog bij gezegd dat wij geen menseneters waren, dat hielp nog geloof ik ook.
Ander punt; accountants, er zijn zo’n 900 kantoren en die spartelen geweldig, vooral degenen die zijn aangesloten bij de NOVA zien met schrik en beven tegemoet dat men langs een maatlat gelegd wordt die niet gehanteerd wordt door het beroep zelf. Dat zal binnenkort in de Kamer komen. We hebben er een beetje over gesteggeld, maar dat zal wel gebeuren en dan heb je weer een flinke bedrijfstak te pakken van the big four tot aan de kleine accountants die wettige taken uitvoeren.
Nu even de systematische kant. Hoe moet je over toezicht denken? Dan moet je beginnen bij de vraag wat geld is. Geld bestaat helemaal niet. Vroeger bestond het wel. Toen was een ruilmiddel op zichzelf ook iets waar je wat aan had. Het waren koeien, het spijt me dames, maar het waren ook wel eens vrouwen. Al moet ik zeggen dat hier en daar ook aantrekkelijke mannen als slaaf werden verhandeld of het was ponden ijzer of ponden lood. Daar had je tenminste wat aan. Toen werd het goud en toen vervolgens lieten wij de gouden standaard los en nu zijn het cijfertjes; als ze zwart zijn op uw rekening-courant dan heeft u wel geld en als ze rood zijn dan heeft u het niet. Een zelfstandige betekenis dat heeft dat geld dus niet meer. Het is volkomen, in onze nieuwe taal, virtueel geworden.
En wat is het dan wel? Als het dan niet tastbaar is, wat is het dan? Ik zeg altijd maar. Het is een berg afspraken. Die grote berg afspraken kan je verdelen in drie kleinere bergen. De eerste is wat wij noemen de monetaire berg, die zorgt ervoor dat de euro oploopt met de waarde van de Europese economie. Dat daar grote fluctuaties in kunnen optreden dat kunt u zelf allemaal waarnemen. We stonden toen we daar mee begonnen ver onder pari met de dollar en nu staan we er te ver boven. Er kunnen makkelijk grote verschuivingen optreden, maar dat een beetje beheersen dat vindt iedereen toch wel prettig, vooral wij Nederlanders, die natuurlijk een enorme import en export beweging hebben, veel meer dan de Amerikanen waarbij dat maar een procent of tien is. Bij ons is het 100% van het binnenlands product. Dat is één. Vroeger deed de Nederlandse Bank dat, maar die bank zit nu in Frankfurt en er wordt natuurlijk wel invloed uitgeoefend, maar de besluitvorming ligt toch daar. Dat is één.
De tweede is wat wij noemen de prudentiele berg. Dat is de berg afspraken, natuurlijk met wetgeving eronder en toezicht, dat doet de Nederlandse Bank. Dat is een nieuwe vorm, het toezicht als u veertig jaar voor uw pensioen betaald heeft dat u het ook krijgt, na die veertig jaar. Dat is niet vanzelfsprekend. Er zijn grote schandalen in het Verenigd Koninkrijk. Er waren grote schandalen in Australië. Het is dus wel prettig dat daar een beetje op gelet wordt op zichzelf een zeer belangrijke taak.
Dat geldt ook voor deposito’s. Ik zie hier een mooie foto van onze prinses Maxima. Als u in Argentinië voor een loket komt te staan en dan zegt: “Ik zou graag mijn deposito willen opnemen.” Dan kijkt de bankbediende u bevreemd aan. Inmiddels heeft de regering laten weten dat u niet meer hoeft te komen, want dat het er niet meer is. Inmiddels als Argentijnse dan denk ik ja hoe kan je dan ook zo stom zijn iemand die Argentijnse obligaties heeft gekocht, dan mag u blij zijn als u 1/3 terugkrijgt, dat moet ik trouwens ook nog zien. Dus we praten daar over een belangrijke taak maar het is niet onze taak vraag vooral Nout Wellink hier, die woont in Wassenaar. Ik woon in Den Haag zo ver is dat niet. Die is zeker bereid hier ook eens te verschijnen Dat is twee.
De derde berg is onze berg, de berg van het marktvertrouwen, want als mensen geen vertrouwen hebben in de financiële markten en degenen die de producten aanbieden, ja dan zouden ze wel gek zijn om dat te doen. En we praten hier toch over verschijnselen die relevant zijn. We zien dat zelfs nu. We zien nu dat één van de belangrijke redenen waarom de Europese economieën haperen, is het feit dat alle partijen institutioneel en ook privé hun geldvoorraad aanhouden en hooguit naar een deposito gaan, maar geen zin hebben in belegging, in belegging in aandelen en in bonds. Zeker niet in risicovollere aandelen en bonds. Ik geef u maar een heel simpel voorbeeld. Stel dat je geen lange termijn afspraken meer kunt maken omdat je marktpartijen niet vertrouwt, omdat de banken u niet vertrouwen en u niet, dat betekent dat u geen huis meer kunt kopen. Dat is immers een afspraak dat u uw huis onderpand geeft. U belooft veertig jaar lang een stuk van uw loon af te dragen en dat die bank u gelooft en dat u de bank gelooft en dat inderdaad uw lening zal worden afgelost en niet ergens anders voor gebruikt enzovoorts. Dus u ziet dat zowel micro als macro dat marktvertrouwen heel erg belangrijk is, dat de markt zonder niet functioneert. Dat u veel minder vrijheid zou hebben om uw lot te bepalen als dat niet goed zou zijn. Dus voor ons is dat marktvertrouwen, datgene waar alles zich op concentreert. Dat moet u even vasthouden.
Geld is vertrouwen, wat wij moeten doen is dat marktvertrouwen onderhouden. Hoe doen wij dat? Nu moet u even terug. Wat doet u in een vreemde omgeving? Waagt u zich in een vreemde omgeving, een omgeving die u niet kent als u niet zou kunnen zien wat daar gebeurt? Het eerste wat je doet als je in het oerwoud komt, dan zeg je toch tegen je kinderen; bij elkaar blijven! Dat is het eerste wat je doet. Het tweede wat je doet is willen begrijpen wat er gebeurt. Ja, je kunt niet inschatten hoe partijen plotselinge bewegingen maken hoe je dat moet interpreteren, dus dat wil je kunnen begrijpen. En een derde is dat je wilt kunnen ageren of hard weglopen of erop slaan, afhankelijk van wat u wilt doen, maar u wilt iets kunnen doen. Als u onmachtig bent, dan zou u zich daar nooit in het hol van de leeuw wagen.
Nu zijn er en daar komen wij aan boord, nu zijn er een aantal dingen die u niet kunt. U kunt om te beginnen niet alles zien. U kunt niet zien als u, al bent u nog zo’n grote institutionele belegger. U kunt niet nagaan of de verslagleggingregels, die inmiddels op Europees niveau zijn aangenomen goed zijn toegepast. U kunt al die details niet doorzien. Er zijn allerlei esoterische discussies over de manier waarop je goodwill af moet waarderen of waarop je voorwaarden moet waarderen of waarop je intellectueel eigendom moet waarderen. Dat is echt een geweldige, pensioenverplichtingen voor ondernemingen om maar eens iets gezelligs te noemen dat kunt u niet. Dat kunt u privé al helemaal niet, als u het wel kunt wilt u dan straks even bij mij langs komen, want we zoeken toch nog een aantal mensen, dan zou u ook zeker bij een bank aan moeten melden, want zulke mensen zijn zeer schaars. Ik pak er maar één voorbeeld uit, ik kan er natuurlijk veel meer noemen.
Bovendien moet een zekere garantie hebben als u handelt dat de anderen evenveel kennis hebben als u. Sommige mensen niet, we noemen dat voorkennis, de kennis die ze hadden moeten delen, ik noem dat altijd net omgekeerde diefstal, niet delen en er dus met de kas vandoor gaan terwijl u op een veel te hoog of te laag niveau hebt doorgehandeld. Dat is één.
U kunt het ook vaak niet begrijpen. Als u een complex financieel product koopt. Ik ga nu maar even naar de retail kant, dan kunt u misschien nog wel een idee hebben hoe dat onder normale marktomstandigheden functioneert, maar u kunt, daar heeft u zelfs op uw PC niet genoeg ruimte, al zou het kunnen uitrekenen niet genoeg rekenruimte voor. U kunt niet uitrekenen hoe zo’n product heen en weer flappert om het maar simpel te houden onder extreme marktomstandigheden. Dus er moet iets zijn dat dat regelt. We doen dat voor de retail nu in de financiële bijsluiter, die binnenkort vernieuwd zal worden, dan moet u er op kunnen afgaan dat het marktrisico in een simpele indicator voor u is uitgegeven. Op dat papier staat dat u er ook op kan rekenen dat dat adequaat gebeurd is. Dus dat is begrijpen en het derde is ingrijpen.
Ik hoef u niet de drama’s rond effectenlease voor te houden. Wellicht dat er hier in de zaal ook een aantal lieden is die daar het slachtoffer van geworden zijn, maar als daar geen adequaat en tijdig toezicht op wordt gehouden dan rest u de gang naar de rechter en dan weet u allemaal dat u dan nog wel even onder de pannen bent. Dan mag u nog hopen dat u ontvankelijk bent ook, dat is vaak ook nog niet eens het geval, dus ook daar moet iets voor zijn. Met andere woorden wij de AFM zijn uw zaakwaarnemer. Wij doen die dingen die u niet kunt. Niet omdat u daar te lui voor bent. Al zien we dat bij zeker retail beleggers zeker. U kunt wel heel makkelijk over een keuken zeg ik altijd maar besluit, althans daar zes weken over doet en al de foldertjes heeft gezien en zo alle kastjes heeft gekeken of de scharnieren werken. Dat heb ik ook allemaal gedaan. Maar wel in een half uur een handtekening zetten onder een levensverzekering die veel groter invloed op uw leven heeft dan die keuken.
Dat is niet ons uitgangspunt dat u het niet wilt, maar kunt u het of kunt u het niet en een aantal dingen kunt u niet. Dat gat moet de AFM dichten. Daarvoor zijn wij als het ware uw zaakwaarnemer en dat verklaart meteen onze actieve houding. In dat opzicht verschilt de AFM van dat is mijn laatste woord zo ongeveer verhouding nogal van het gemiddelde openbaar bestuur, de gemeente bijvoorbeeld. Ik overdrijf nu even, maar het is toch zo als bestuurder, dat ben ik ook allemaal geweest, in het openbaar bestuur is het toch van een oogje in het zeil houden, pappen en nat houden en als het te gek wordt ingrijpen!
In extremo, de Engelsen hadden daar, toen ze met zo’n man of 50.000, zo’n half miljard Indiërs onder de duim hielden, hadden daar een prachtige term voor: Benign neglect, hetgeen betekent welwillende verwaarlozing. In lichtere vorm zie je dat in onze gedoogcultuur ook. In dat opzicht verschillen wij, wij gedogen niet en waarom doen wij dat niet. Dat doen wij om twee redenen. De eerste is dat wij uw zaakwaarnemer zijn en u zou denk ik toch niet prijsstellen op een lakse zaakwaarnemer, u wilt degene die uw zaak, die u zelf niet kunt waarnemen u bent wat dat betreft gehandicapt dat die on the ball zit. Dat is reden één en reden twee is aan de kant van de marktpartij. Want als u nu zou denken dat het is wij tegen hen, dat is niet zo. Het zijn vooral ook de sell side, degenen die de producten aanbieden, die zeer op strikt toezicht aandringen, want zeggen zij. Ik zeg het in mijn eigen woorden. Wat voor commerciële vrijheid zou je hebben als je je fatsoenlijk aan de regels wil houden maar niet een redelijke zekerheid hebt dat de andere partijen dat ook zouden doen. Waar dat zo is en dat gaat natuurlijk om kleine marges en enorme bedragen waar dat zo is verwachten zowel degenen die van dat toezicht moet profiteren als degenen die eronder te lijden hebben een hele rechtlijnige niet gedogende houding. Dus daar sluit ik mee af. Wij zijn niet meedogenloos, dat mag niet van de rechter, maar wij gedogen niet. Daar wou ik het voor nu maar even bij laten. Dank u wel.